Overwegingen
1. Eiser heeft de Chinese nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1965. Eiser is doof en niet in staat om te praten. Eiser is Hiv-besmet en heeft een huidziekte die tot ernstige klachten leidt.
2. De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de op 27 maart 2023 opgelegde maatregel van bewaring eerder beoordeeld. Uit de (meest recente) uitspraak van 5 juni 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op 1 juni 2023, dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was (ECLI:NL:RBDHA:2023:8019). De te toetsen periode in de onderhavige procedure beslaat de periode vanaf 1 juni 2023 tot en met 12 juni 2023. 3. De rechtbank overweegt allereerst dat eiser gevolgd wordt in zijn standpunt over het belang om in persoon te worden gehoord over een vrijheidsontnemende maatregel. In volgberoep-procedures is niet voorzien in een wettelijk recht om te worden gehoord. Dat laat onverlet dat indien hierom gemotiveerd wordt verzocht, de rechtbank een dergelijk verzoek zal inwilligen. In de onderhavige procedure is dit verzoek in wezen onderbouwd doordat belang wordt gehecht aan het schouwen en dus het letterlijk door de rechtbank “zien” van eiser en het fysiek kunnen waarnemen van zijn medische problematiek en met name de ernst van de huidaandoening. De rechtbank ziet hierin geen reden om eiser in persoon te horen. De rechtbank beschikt niet over medische expertise en kan dus niet “zien”
in welke matede medische conditie van eiser de rechtmatigheid van de voortduring van de maatregel regardeert en kan aan het schouwen van eiser dus ook geen gevolgen verbinden voor de rechtmatigheidsbeoordeling van de voortduring van de maatregel. De rechtbank gaat overigens uit van de mededelingen die gemachtigde van eiser doet over zijn waarnemingen en kwalificatie van de conditie van eiser, zodat het zelf schouwen van eiser door de rechtbank niet nodig is om de rechtbank te overtuigen van de stellingen van eiser op dit punt. Het schouwen bij wijze van “fact finding mission” zoals door eiser voorgesteld is niet nodig omdat de rechtbank uitgaat van de door eiser gestelde “facts”. Op 12 juni 2023 heeft gemachtigde geopperd om eiser ter plaatse, dus in het JCvSZ te horen. De rechtbank overweegt dat indien de rechtbank het verzoek om eiser in persoon te horen zou hebben gehonoreerd, dit ook een voor de hand liggende keuze zou zijn geweest. Dit is ook de achtergrond geweest van de mededeling in de voorgaande procedure dat de rechtbank voornemens was om de medische dienst van het DCR de vraag voor te leggen of eiser in staat kon worden geacht om in persoon in de rechtbank, zittingsplaats Roermond, te worden gehoord. Het is immers mogelijk om, indien het vervoer naar de rechtbank en de wetenschap dat de betreffende vreemdeling niet direct voorafgaand aan en aansluitend op de behandeling van zijn beroep wordt vervoerd omdat het vervoer van meerdere vreemdelingen tegelijk plaatsvindt en in de rechtbank dus moet worden gewacht totdat alle beroepen van alle vreemdelingen zijn behandeld, de vreemdeling in het DCR in persoon te horen. De rechtbank gaat eiser in de onderhavige procedure echter niet horen in het JCvSZ. Het “zien” van eiser heeft geen toegevoegde waarde voor de beslissing van de rechtbank omdat de rechtbank geen medische expertise bezit en uitgaat van de medische informatie in het dossier en de mededelingen van de gemachtigde over zijn waarnemingen. Eiser heeft zijn verzoek onderbouwd met algemene overwegingen over het recht om te worden gehoord en de plicht voor de rechtbank om eiser te horen. Niet is geconcretiseerd dat eiser zelf belang hecht aan het “zien” van een rechter en/of dit wenst. Uit de beroepsgronden van 8 juni 2023 blijkt dat gemachtigde van eiser aan eiser heeft voorgehouden dat de rechtbank eiser misschien wil op zitting wil zien en dat eiser heeft aangegeven daarmee akkoord te gaan. De rechtbank leidt hieruit af dat het niet de wens van eiser zelf is om een rechter te zien en spreken, zodat het in persoon horen ook hierom geen meerwaarde zal hebben. Het niet schouwen in deze procedure en het niet door de rechter zien van eiser en waarnemen van de medische problematiek is dus niet hetzelfde als “wegkijken” zoals namens eiser is aangevoerd.
Overigens blijkt uit het schrijven van het JCvSZ van 12 juni 2023 dat eiser op dat moment in isolatie was geplaatst in verband met een Covid-besmetting. Dit is niet redengevend voor afwijzing van het verzoek omdat uit datzelfde schrijven blijkt dat de isolatie op 14 juni 2023 wordt opgeheven. De rechtbank doet uitspraak zonder eiser in persoon te horen.
4. Eiser heeft onder meer als gronden aangevoerd dat het JCvSZ niet voldoet aan de vereisten van artikel 16 Terugkeerrichtlijn en dat eiser een “arguable claim” heeft dat het in bewaring houden gelet op zijn medische problematiek een schending van artikel 3 EVRM oplevert. Eiser voert verder aan dat van aanvang af met een lichter middel had moeten worden volstaan en maakt bezwaar tegen de omstandigheid dat verweerder meerdere luchtvaartmaatschappijen benadert om te bezien of zij eiser op grond van een verlopen paspoort willen vervoeren om eiser zo uit te kunnen zetten. Eiser verzoekt de rechtbank om hem onverwijld in vrijheid te stellen en verweerder op te dragen om hem te plaatsen in een regulier ziekenhuis en aansluitend in een verpleeghuis. Eiser heeft zijn gronden voornamelijk gemotiveerd en onderbouwd met feiten en jurisprudentie van de Europese Hoven.
5. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren en overweegt daartoe als volgt.
Artikel 16 Terugkeerrichtlijn
6. Eiser heeft onder verwijzing naar relevante jurisprudentie van het Hof, maar zonder nadere feitelijke onderbouwing gesteld dat dat het JCvSZ niet voldoet aan de vereisten van artikel 16 Terugkeerrichtlijn. Deze grond slaagt niet. De rechtbank verwijst naar de uitspraak 22 maart 2023 van de rechtbank, deze zittingsplaats (ECLI:NL:RBDHA:2023:3732), voor zover hierin het navolgende is overwogen: 10. De rechtbank overweegt voorts ambtshalve het navolgende. Zoals hiervoor overwogen is eiser op 5 maart 2023 in verband met voedsel- en vochtweigering geplaatst in het JCvSZ en op 14 maart 2023 teruggeplaatst in het DTC. De maatregel is dus in die periode ten uitvoer gelegd in het JCvSZ. De vraag komt op of het JCvSZ een speciale inrichting is als bedoeld in artikel 16 Terugkeerrichtlijn en de tenuitvoerlegging van de maatregel in het JCvSZ voldoet aan het Unierecht zoals het Hof van Justitie dat onder meer nader heeft geduid in de uitspraak van 10 maart 2022 in de zaak Landkreis Gifhorn (C-519/20, ECLI:EU:C:2022:178). De rechtbank verwijst in dit kader naar de uitspraak van de rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 22 juni 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:5970). 13. Verweerder heeft op 20 maart 2023 een schriftelijke instructie overgelegd welke in het JCvSZ wordt gehanteerd om bestuursrechtelijk geplaatste vreemdelingen strikt gescheiden te houden van strafrechtelijk gedetineerde patiënten. In deze instructie is onder meer het navolgende opgenomen:
PI Haaglanden locatie Scheveningen:
Scheiden bestuursrechtelijke patiënten van gedetineerde patiënten in het JCvSZ
Doelstelling van de instructie is het strikt scheiden van bestuursrechtelijke patiënten van overige gedetineerde patiënten in het JCvSZ.
Op grond van artikel 16, lid 1 van de Terugkeerrichtlijn 2008/115/EG dient er voor de bewaring van vreemdelingen gebruik te worden gemaakt van een speciale inrichting.
Indien dit niet mogelijk is en vreemdelingen worden ondergebracht in een gevangenis, dienen de vreemdelingen te worden gescheiden van de gevangenen. Dit is het geval wanneer vreemdelingen voor een periode in het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg worden ondergebracht.
Tijdens hun verblijf in het JCvSZ dienen de vreemdelingen strikt gescheiden te worden.
Uitwerking werkinstructie
Wanneer een patiënt met de titel bestuursrechtelijk wordt opgenomen in het JcvSZ wordt dit door de opname coördinatoren of arts gemeld aan het kader PIW/ blauwe lijn PIW (buiten kantooruren). Deze vermeldt de status in het logboek van de afdeling en noteert op het gedetineerdenbord de term Blauwe Kaart. De term Blauwe kaart wordt in het JCvSZ gehanteerd voor een persoon met de status vreemdeling. De blauwe kaart wordt fysiek gebruikt voor de aanduiding van de voor de vreemdeling bestemde verblijfsruimte.
Dit is dan ook de signaalfunctie voor het behandelend personeel dat het hier een vreemdeling betreft.
Ten behoeve van de vreemdeling in het JCvSZ worden voor deze persoon een alternatief dagprogramma en andere regels gehanteerd.
- De persoon heeft geen contact met strafrechtelijk gedetineerde patiënten.
- De persoon gaat gescheiden luchten van strafrechtelijk gedetineerde patiënten
- De persoon heeft niet gelijktijdig bezoek met strafrechtelijk gedetineerde patiënten
- Wanneer de persoon de verblijfsruimte verlaat zijn de overige patiënten ingesloten.
- Wanneer de persoon de afdeling verlaat worden verplaatsingen van gedetineerde patiënten stilgelegd om contactincidenten te voorkomen.
- Bij een eventueel transport naar een externe locatie door DV&O wordt bij de aanvraag melding gemaakt van de status van de persoon zodat er geen gedetineerden gelijktijdig in hetzelfde voertuig worden vervoerd.
- Bij een eventueel transport naar een externe locatie wordt de persoon niet geboeid tijdens dit transport.
- De vervoerder wordt door de huismeester/blauwe lijn op de hoogte gesteld van de status van de persoon
Ten behoeve van het navolgen van deze instructies worden bij aanwezigheid van een bestuursrechtelijke patiënt op de afdeling door het personeel van de afdeling een instructiekaart met de hierboven genoemde maatregelen opgehangen van de patiënt.
(…)
Datum 03-05-22
(…)
7. De rechtbank heeft in de uitspraak van 22 maart 2023 geconcludeerd dat, gelet op bovenstaande instructie en de overwegingen in eerder genoemde uitspraak van de rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 22 juni 2022, de tijdelijke uitplaatsing van eiser naar het JCvSZ de maatregel niet onrechtmatig heeft gemaakt en het JCvSZ voldoet aan de eisen zoals genoemd in artikel 16 Terugkeerrichtlijn. De rechtbank ziet geen aanleiding om thans tot een ander oordeel te komen. De stelling van eiser dat -kort gezegd- iedereen in en door het JCvSZ wordt aangemerkt als “patiënt” en derdelanders niet gescheiden worden gehouden van andere gedetineerden” faalt gelet op de bovenstaande werkinstructie en het ontbreken van een onderbouwing dat niet overeenkomstig de werkinstructie wordt gehandeld.
Wijze van tenuitvoerlegging – 3 EVRM
8. In de eerder genoemde uitspraak van 5 juni 2023 heeft de rechtbank het toetsingskader uiteengezet dat de rechtbank van toepassing acht als een in bewaring gestelde vreemdeling stelt dat de (wijze van) tenuitvoerlegging van de maatregel een met artikel 3 EVRM-strijdige situatie behelst. Zoals de rechtbank eerder heeft overwogen acht de rechtbank zich bevoegd om de feitelijke tenuitvoerlegging te betrekken bij de rechtmatigheidsbeoordeling van de (voortduring van de) maatregel.
Eiser stelt dat zijn medische problematiek tot de conclusie leidt dat de maatregel moet worden opgeheven omdat sprake is van schending van artikel 3 EVRM en eiser stelt daarbij dat de rechtbank ook dit rechtmatigheidsaspect ambtshalve moet onderzoeken en moet beoordelen. De rechtbank is het eens met eiser voor wat betreft de omvang van de ambtshalve rechtmatigheidsbeoordeling. De rechtbank zal gelet op de concrete feiten en omstandigheden in deze procedure inhoudelijk beoordelen of de tenuitvoerlegging van de maatregel een schending van artikel 3 EVRM oplevert.
9. Eiser heeft onderbouwd dat hij kampt met forse medische problematiek en met forse beperkingen om te kunnen communiceren. Eiser heeft dit in de gronden van beroep naar voren gebracht en eiser heeft zijn medische dossier opgevraagd in het DCR en dit ook overgelegd. Uit de maatregel en de vertrekgesprekken kan ook worden afgeleid dat sprake is van ernstige medische problematiek en van zware klachten ten gevolge van zijn huidaandoening. Deze problemen houden echter geen verband met de wijze van tenuitvoerlegging van de maatregel.
10. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat verweerder de maatregel mocht opleggen en handhaven en niet heeft hoeven volstaan met de oplegging van een lichter middel. De wijze van tenuitvoerlegging van de maatregel is geen oorzaak van de medische en andere problematiek van eiser en tevens kan niet worden geconcludeerd dat de wijze van tenuitvoerlegging deze medische en andere problematiek verergert of ten nadele van eiser beïnvloedt. Ook kan de rechtbank, daargelaten dat dit niet het juridische toetsingskader is, niet vaststellen dat opheffing van de maatregel of het verweerder opdragen te volstaan met een lichter middel -kort gezegd- positieve gevolgen voor de medische conditie van eiser zal opleveren.
De rechtbank is gelet op artikel 94, lid 6, van de Vw 2000 bevoegd om de wijze van tenuitvoerlegging van de maatregel te wijzigen. Hiertoe zal de rechtbank niet overgaan omdat niet blijkt dat eiser thans niet de benodigde medische zorg ontvangt en evenmin duidelijk is dat eiser elders adequatere medische zorg kan ontvangen.
Eiser is in de te toetsen periode overgeplaatst naar het JCvSZ. Ook hieruit kan niet worden afgeleid dat de eerdere tenuitvoerlegging van de maatregel in het DCR
daaromdus onrechtmatig is geweest of een met artikel 3 EVRM-strijdige situatie heeft doen ontstaan.
11. De rechtbank heeft in de eerdere uitspraak overwogen dat uit de vertrekgesprekken bleek dat eiser niet vroeg om medische behandeling, hier niet voor open stond en ook geen vragen van de regievoerder hierover wilde beantwoorden. Dat eiser zelf eerder geen andere behandeling heeft gevraagd of geaccepteerd leidt de rechtbank ook af uit de e-mail van de gemachtigde van eiser van 5 juni 2023 15:21 uur aan de medische dienst van het DCR waarin eiser uitdrukkelijk verklaart dat hij medische behandeling wenst. Dit volgt ook uit het vertrekgesprek van 12 juni 2023. Eiser stelt dat dit voortkomt uit zijn beperkingen om te kunnen communiceren en het miscommunicatie betreft. De rechtbank ziet hiervoor echter geen bevestiging in de stukken en kan niet vaststellen dat de houding van eiser ten aanzien van het (niet) vragen, (niet) accepteren en (niet) ondergaan van een medische behandeling voortkomt uit medische of andere problematiek. Het is niet goed voorstelbaar dat een persoon die kampt met een Hiv-besmetting en een moeilijk draaglijke huidaandoening willens en wetens geen behandeling van tenminste de symptomen van de aandoeningen wenst. Desondanks blijkt niet dat eiser de benodigde zorg is onthouden of dat deze zorg niet beschikbaar is geweest. Voor zover eiser het contact met de medische dienst heeft afgehouden of ontweken, blijkt hieruit ook niet dat de zorg voor eiser niet toegankelijk is geweest.
12. De rechtbank overweegt dat niet blijkt dat de behandeling van eiser en de toegang tot en kwaliteit van de beschikbare medische zorg ontoereikend zijn geweest voorafgaand aan uitplaatsing naar het JCvSZ. De stelling van eiser dat de actuele medische conditie van eiser te wijten is aan de Staat en sprake is van “een enorm verzaken van de zorgplicht die de Staat jegens ingeslotenen heeft” faalt dan ook. Eiser heeft in dit kader verwezen naar het medisch dossier waarin als reden van de verwijzing naar het JCvSZ is vermeld ”gedurende detentie verslechtert hij”. De rechtbank heeft ook kennis genomen van deze passage in het medische dossier, maar kan uit deze (medische) vaststelling niet afleiden dat de verslechtering is veroorzaakt door het niet hebben van toegang tot adequate medische zorg zodat de rechtbank in deze informatie geen aanleiding ziet om de voortduring van de maatregel onrechtmatig te achten.
13. Verweerder heeft een brief gedateerd op 12 juni 2023 en afkomstig van het Hoofd Detentie & Re-integratie, Hoofd Patiëntenadministratie PI Haaglanden overgelegd met onder meer de navolgende inhoud:
(…)
Patiënt heeft een aandoening die we in het JCvSZ kunnen behandelen, in samenwerking met het Haaglanden Medisch Centrum (HMC).
De behandeling zou ook poliklinisch gegeven kunnen worden.
Aanvankelijk weigerde patiënt behandeling. Vandaag heeft patiënt de behandeling wel geaccepteerd.
Daarnaast geeft patiënt aan doofstom te zijn en alleen via een gebarentolk te kunnen communiceren.
Op medische gronden hebben we geen bezwaar tegen uitzetting voor de aandoening waarvoor patiënt is opgenomen.
Bij opname was echter ook sprake van een luchtweginfectie (COVID) waarvoor patiënt in isolatie werd geplaatst. Deze isolatie wordt, indien patiënt klachtenvrij is, aanstaande woensdag 14-06-2023 opgeheven. Indien patiënt op dat moment klachtenvrij is, is geen medisch bezwaar tegen uitzetting.
(…)
14. Uit deze brief, welke de weergave van een medisch oordeel behelst, blijkt dat duidelijk is welke medische zorg en aandacht eiser behoeft, dat deze zorg beschikbaar is en geboden wordt en dat eiser deze zorg aanvaardt. De rechtbank overweegt dat niet blijkt dat de behandeling van eiser en de toegang tot en kwaliteit van de beschikbare medische zorg ontoereikend zijn na uitplaatsing naar en gedurende de tenuitvoerlegging in het JCvSZ. Dat eiser deze zorg thans krijgt in het gedwongen kader van de maatregel van vreemdelingenbewaring, betekent niet dat de maatregel niet kan voortduren en betekent ook niet dat de wijze van tenuitvoerlegging leidt tot een schending van artikel 3 EVRM. De rechtbank wijst in dit verband ook op het verslag van het op 12 juni 2023 gehouden vertrekgesprek waarin onder meer het navolgende is opgenomen:
(…)
Ik heet betrokkene allereerst welkom.
Desgevraagd zegt betrokkene dat het beter met hem gaat. Waarop ik aangeef dat ik aan hem kan zien dat het veel beter met hem gaat. Betrokkene verklaart nog wel moeite te hebben met lopen, maar ervaart nu veel minder jeuk aan zijn huid.
Aan betrokkene wordt uitgelegd dat hij op dit moment in het JCvSZ verblijft omdat het niet zo goed met hem ging. Dit kwam voornamelijk doordat u alle zorg weigerde. Op de vraag of hij nu wel alle zorg accepteert knikt betrokkene dat hij nu wel alle zorg wilt hebben.
Ook wordt er aan betrokkene uitgelegd dat hij nog steeds in vreemdelingenbewaring verblijft ter fine van uitzetting naar China. Maar op dit moment heeft zijn gezondheid de hoogste prioriteit. Betrokkene verklaart hierop dat hij niet naar China wilt terug keren.
(…)
De rechtbank overweegt dat ook uit dit verslag blijkt dat verweerder gedegen invulling geeft aan zijn zorgplicht jegens eiser, zich terdege rekenschap geeft van de ernstige problematiek van eiser en bovendien zeer zorgvuldig jegens eiser handelt door aan te geven dat de gezondheid van eiser de hoogste prioriteit heeft.
15. De rechtbank ziet geen aanleiding om in het kader van de ambtshalve rechtmatigheidsbeoordeling meer of andere medische informatie op te vragen omdat op grond van deze informatie uitspraak kan worden gedaan en er geen indicaties zijn dat deze medische informatie onjuist of onvolledig is. Dit is door eiser overigens ook niet gesteld.
16. Eiser heeft voorts geen verband gesteld tussen zijn medische en andere problematiek enerzijds en de wijze van tenuitvoerlegging anderzijds en de rechtbank kan enige relatie hiertussen ook ambtshalve niet vaststellen. Eiser kampt weliswaar met forse medische en andere problematiek, maar de wijze van tenuitvoerlegging van de maatregel levert dus geen schending van artikel 3 EVRM op. Voor zover de persoonlijke omstandigheden van eiser als schrijnend zouden moeten worden gekwalificeerd omdat eiser ziek en doofstom is en er niet in slaagt om rechtmatig verblijf te verkrijgen, is deze schrijnendheid niet gelegen in de wijze van tenuitvoerlegging van de maatregel en de voortduring hiervan. Dat aan eiser (voldoende) voedsel wordt onthouden is onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal dit niet verder ambtshalve onderzoeken omdat er geen enkele indicatie is dat deze stelling aannemelijk is. De beroepsgrond dat de wijze van tenuitvoerlegging de voortduring van de maatregel onrechtmatig maakt en deze daarom moet worden opgeheven slaagt niet. Voor zover eiser in het verlengde van deze argumenten heeft verwezen naar artikel 35 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie waarin het recht op medische zorg is neergelegd, overweegt de rechtbank dat niet blijkt dat dit recht van eiser op enige wijze wordt geschonden doordat eiser zich in bewaring bevindt. De rechtbank toetst in deze procedure enkel het recht op medische zorg gedurende de tenuitvoerlegging van de maatregel in de te toetsen periode en doet dan ook geen uitspraak over het recht op medische zorg na een mogelijke opheffing van de maatregel.
Lichter middel, voortvarend handelen en zicht op uitzetting
17. Er zijn geen indicaties dat eiser detentieongeschikt is zodat de maatregel niet vanwege medische omstandigheden wordt opgeheven. De rechtbank overweegt voorts onder verwijzing naar de bovenstaande overwegingen dat verweerder in de te toetsen periode niet heeft hoeven te volstaan met de oplegging van een lichter middel omdat de voortduring van de maatregel niet onevenredig bezwarend is. Verweerder heeft dit ook gemotiveerd in het vertrekgesprek en in de brief van 12 juni 2023. Het onttrekkingsrisico is niet verminderd. Eiser geeft immers in het vertrekgesprek aan niet te willen terugkeren naar China zodat weinig waarschijnlijk is dat de oplegging van een lichter middel tot het zelfstandig voldoen aan de vertrekplicht of een bereidwilligere houding ten aanzien van gedwongen terugkeer zal leiden.
18. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet onvoldoende voortvarend handelt om de feitelijke uitzetting van eiser te bewerkstelligen. Uit de M120 blijkt dat verweerder nog steeds in afwachting is van een reactie van de Chinese autoriteiten op de vraag waarom een kopie paspoort van eiser niet volstaat voor de vaststelling van de identiteit en nationaliteit van eiser. Verweerder is afhankelijk van deze autoriteiten voor de afgifte van een vervangend reisdocument om eiser uit te kunnen zetten en mag dit vooralsnog ook afwachten en eiser in bewaring houden. Er zijn thans geen indicaties dat er geen reactie volgt van de Chinese autoriteiten en/of dat de identiteit en nationaliteit niet alsnog zullen worden vastgesteld op basis van het kopie paspoort. Voor zover eiser bezwaar maakt tegen de omstandigheid dat verweerder meerdere luchtvaartmaatschappijen benadert, overweegt de rechtbank dat verweerder niet alleen bevoegd is, maar op grond van het Unierecht ook verplicht is om eiser te laten terugkeren naar zijn land van herkomst, althans te verwijderen van het grondgebied van de Unie. Als een luchtvaartmaatschappij niet akkoord gaat met het vervoer van eiser omdat zijn paspoort is verlopen, ligt het voor de hand dat een of meerdere andere maatschappijen worden benaderd omdat kennelijk verschillende protocollen worden gehanteerd en verweerder gehouden is om inspanningen te verrichten om eiser uit te zetten zolang eiser geen rechtmatig verblijft heeft. Verweerder heeft voorts op 12 juni 2023 een vertrekgesprek gevoerd. Hoewel de regievoerder in dat gesprek heeft aangeven dat de gezondheid de hoogste prioriteit heeft, merkt de rechtbank het houden van dit gesprek ook aan als een uitzettingshandeling.
Verweerder heeft in de te toetsen periode niet alsnog hoeven te volstaan met de oplegging van een lichter middel, handelt voldoende voortvarend en zicht op uitzetting ontbreekt in deze fase van het proces van (gedwongen) vertrek niet.
19. Gelet op bovenstaande overwegingen concludeert de rechtbank -na beoordeling van de beroepsgronden en ambtshalve- dat de voortduring van de maatregel in de te toetsen periode niet onrechtmatig is geweest en dat verweerder eiser thans in bewaring mag houden om de feitelijke uitzetting te effectueren.
De rechtbank overweegt nogmaals uitdrukkelijk dat de bewaringsrechter niet bevoegd is om, indien tot opheffing zou worden overgegaan, verweerder op te dragen om eiser te plaatsen in een ziekenhuis en/of verpleeghuis. Kort gezegd komt het er op neer dat de bewaringsrechter niet kan bepalen wat
náde opheffing dient te geschieden. Indien de rechtbank in deze procedure tot opheffing zou overgaan, is het aan eiser om opname in een ziekenhuis en/of verpleegkliniek te bewerkstelligen en te voorkomen dat hij dakloos wordt en van medische voorzieningen is verstoken. De rechtbank merkt uitdrukkelijk op dat deze omstandigheden geen reden vormen om de maatregel niet onrechtmatig te achten. Eiser verzoekt immers om opheffing van de maatregel en de rechtbank kan een maatregel niet laten voortduren om de enkele reden dat eiser in bewaring medische zorg krijgt. De rechtbank herhaalt, zoals overwogen in de eerder genoemde uitspraak van 5 juni 2023, dat de rechtsbescherming die de bewaringsrechter biedt bestaat uit het waarborgen dat niemand onrechtmatig in bewaring wordt gesteld en wordt gehouden en dat de bewaringsrechter deze rechtsbescherming biedt door alle rechtmatigheidsaspecten van de oplegging en voortduring van de maatregel (ambtshalve) grondig te onderzoeken en te beoordelen en door over te gaan tot onmiddellijke opheffing van de maatregel en onmiddellijk de invrijheidstelling te gelasten zodra blijkt dat de maatregel niet (langer) rechtmatig is.
Eiser heeft in de beroepsgronden nogmaals verwezen naar de precisering door het Hof van artikel 6, vierde lid, Terugkeerrichtlijn en betoogt ditmaal dat de overwegingen van de rechtbank in de eerdere uitspraak niet juist zijn omdat artikel 6, vierde lid, Terugkeerrichtlijn niet ziet op de specifieke situatie van eiser. De rechtbank volgt dit niet en acht het bovendien opmerkelijk dat eiser dit standpunt inneemt omdat eiser de rechtbank nu juist in de eerdere procedure heeft verzocht om op grond van deze bepaling aan eiser een verblijfsrecht toe te kennen.
20. De rechtbank laat tot slot de opmerking van eiser in de gronden van 8 juni 2023 dat in de Nederlandse rechtscultuur de rechterlijke macht verweerder ter wille blijft en in Duitsland en Oostenrijk de gewoonte om de uitvoerende macht de hand boven het hoofd te houden is verlaten, onbesproken. Indien eiser twijfelt aan de onpartijdigheid en/of onafhankelijkheid van de (bewarings)rechter kan eiser een wrakingsverzoek indienen. De rechtbank vat deze opmerking van eiser niet als zodanig op omdat deze stelling niet nader is onderbouwd behalve met de toelichting dat Duitsland en Oostenrijk een constitutioneel Hof hebben.
21. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen en bestaat, hoewel de gemachtigde buitengewoon veel inspanningen levert om eiser bij te staan gedurende zijn inbewaringstelling, voor een proceskostenveroordeling ook geen aanleiding.