ECLI:NL:RBDHA:2023:8944

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
NL23.14858
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag met betrekking tot Bulgarije en pushbacks

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 17 mei 2023 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk wordt gehouden voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 6 juni 2023 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. Verweerder heeft geen nader onderzoek gedaan naar het risico op pushbacks voor terugkerende Dublinclaimanten in Bulgarije. De rechtbank verwijst naar de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eiser voert aan dat er een fundamentele systeemfout is in de asielprocedure van Bulgarije, wat ook relevant is voor terugkerende Dublinclaimanten. De rechtbank concludeert dat de pushbacks in Bulgarije een ernstige schending van de asielprocedure vormen, wat de rechtbank dwingt om het bestreden besluit te vernietigen.

De rechtbank benadrukt dat het aan verweerder is om nader onderzoek te doen naar de situatie van Dublinclaimanten na overdracht aan Bulgarije. Het ontbreken van dit onderzoek leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank vernietigt het besluit en draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Eiser ontvangt geen afzonderlijke proceskostenvergoeding, omdat zijn zaak samenhangt met andere zaken waarin al een vergoeding is uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.14858
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser, (gemachtigde: mr. E. Derksen),

en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, (gemachtigde: mr. M. Talsma).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 17 mei 2023 niet in behandeling genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk wordt gehouden voor de behandeling van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 6 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, J.A. Matti als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Het bestreden besluit is onvoldoende zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd, omdat verweerder geen nader onderzoek heeft gedaan naar het risico op pushbacks voor terugkerende Dublinclaimanten in Bulgarije. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Nederland bij Bulgarije een verzoek om terugname gedaan. Bulgarije heeft dit verzoek aanvaard.
Pushbacks
5. Eiser voert aan dat er sprake is van een fundamentele systeemfout in de asielprocedure van Bulgarije vanwege pushbacks. Deze pushbacks zijn ook relevant voor terugkerende Dublinclaimanten. Verweerder kan daarom zonder nader onderzoek naar de asielprocedure, opvangvoorzieningen, detentie, rechtsbijstand, de positie van terugkeerders en pushbacks, niet uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser verwijst daarbij naar de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem van 2 maart 2023, van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle van 26 april 2023 en van deze rechtbank van zittingsplaats Den-Haag van 17 april 2023.2 Eiser verwijst tevens naar de prejudiciële vragen die zijn gesteld door deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch bij de verwijzingsuitspraak van 15 juni 2022 over de (on)deelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.3
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van Bulgarije van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.4 Uit paragraaf 2.7 van het AIDA- rapport van februari 2022 (update 2021) blijkt dat eiser bij terugkeer naar Bulgarije op verzoek zal worden ondergebracht in een opvangcentrum, dat zijn aanvraag zal worden heropend en de behandeling daarvan zal worden voortgezet. Verder stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer het slachtoffer zal worden van pushbacks. De rapporten waar eiser een beroep op heeft gedaan bevatten geen duidelijk aanknopingspunt dat Dublinclaimanten na hun overdracht te maken krijgen met pushbacks. Uit het AIDA-rapport voornoemd volgt juist dat terugkerende asielzoekers onder de Dublinverordening worden toegelaten tot het land en de asielprocedure. Dublinclaimanten worden gecontroleerd overgedragen en in het Human Right Report 2022 staat vermeld dat zij zich niet vrij mogen bewegen buiten hun administratieve zone, waardoor de kans klein is dat zij te maken krijgen met pushbacks.
7. De rechtbank oordeelt dat de pushbacks in Bulgarije een fundamentele systeemfout zijn in de asielprocedure, in de zin van artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening, die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt. De rechtbank verwijst naar rechtsoverwegingen 6 tot en met 6.2 van de uitspraak van de ABRvS van 13 april 2022 5 en neemt deze over. Uit de AIDA-rapporten blijkt verder dat de pushbacks in Bulgarije niet incidenteel, maar al geruime tijd en op grote schaal plaatsvinden. Zo vermeldt het AIDA-rapport (update 2020) dat er, zowel 498 indirecte pushbacks van 3.493 individuen als ook 569 directe pushbacks van 11.770 personen hebben plaatsgevonden in 2020. Het AIDA-rapport (Update 2021) vermeldt dat er in 2021 2.513 pushbackincidenten zijn geregistreerd, waarbij 44.988 personen zijn betrokken. Uit het AIDA-rapport van 30 maart 2023 (update 2022) blijkt een verdere toename van het aantal pushback-incidenten, te weten 5.268 pushback-incidenten, waarbij 87.647 personen waren betrokken.
4 Verweerder verwijst hiervoor naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 7 augustus 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2123) en die van 16 december 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2857).
8. De rechtbank is van oordeel dat de fundamentele systeemfout in de asielprocedure van Bulgarije als gevolg van pushbacks ook relevant is voor terugkerende Dublinclaimanten. Daarbij verwijst de rechtbank naar de uitspraak van deze rechtbank van de meervoudige kamer van zittingsplaats Arnhem 6, meer specifiek naar rechtsoverweging
5.2.
De rechtbank neemt dat oordeel over. De informatie waarnaar eiser heeft verwezen bevat aanknopingspunten dat pushbacks ook plaatsvinden bij vreemdelingen die door Bulgarije opnieuw zijn toegelaten vanuit andere EU-lidstaten en die zich op afstand van de grens op het grondgebied van Bulgarije bevinden. Dat asielzoekers zich niet vrij kunnen bewegen en binnen de administratieve zone moeten blijven, zoals ter zitting is aangevoerd, sluit niet uit dat Dublinclaimanten een risico lopen op pushbacks. De rechtbank betrekt daarbij ook dat in de ‘update 2021’ van het AIDA-rapport, anders dan eerdere versies, niet meer staat vermeld dat terugkerende Dublinclaimanten geen obstakels tegenkomen “in accessing the asylum procedure in Bulgaria”,7 maar dat zij geen obstakels tegenkomen “in accessing the territory of Bulgaria”.8 Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat dit wel degelijk een wezenlijk verschil is, waaruit op zijn minst valt af te leiden dat de toegang van terugkerende Dublinclaimanten tot de asielprocedure blijkbaar minder vanzelfsprekend is dan dat deze in het verleden was.
Daarbij vindt de rechtbank tevens van belang dat uit de informatie volgt dat sommige groepen Dublinclaimanten bij terugkeer worden behandeld als irreguliere immigranten en in uitzetcentra worden geplaatst. Die uitzetcentra bevinden zich onder meer nabij de Bulgaars- Turkse grens.9 Verweerder kan ten aanzien van dit punt zoals ter zitting is aangegeven, wel gevolgd worden dat er daarbij kennelijk onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds terugkeerders wiens eerdere asielprocedure nog open staat of niet-inhoudelijk is afgesloten en anderzijds terugkeerders wiens eerdere asielaanvraag inhoudelijk is afgewezen, op grond waarvan al dan niet wordt besloten om Dublinterugkeerders in detentiecentra te plaatsen, maar de rechtbank vindt de informatie daarover onvoldoende duidelijk.
Deze omstandigheid, in combinatie met de kennelijk grotere obstakels om toegang tot de asielprocedure te verkrijgen en de grote aantallen pushbacks die zich niet alleen bij de grens maar ook verder landinwaarts voordoen, maakt naar het oordeel van de rechtbank dat er voldoende aanknopingspunten zijn dat ook terugkerende Dublinclaimanten in Bulgarije te maken kunnen krijgen met pushbacks. Verweerder had daarom nader onderzoek moeten doen naar het risico dat eiser loopt om door Bulgarije te worden uitgezet zonder behandeling van zijn asielverzoek, dan wel tijdens de behandeling daarvan. Gegeven de aard, de omvang en de duur van de in deze zaak spelende fundamentele systeemfout, die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt, kan het ontbreken van informatie over de situatie van Dublinclaimanten na overdracht aan Bulgarije niet voor risico van eiser komen.
9. Het is aan verweerder om nader onderzoek te doen naar de feitelijke situatie van Dublinclaimanten na overdracht aan Bulgarije voordat hij zich op het standpunt kan stellen dat door overdracht van eiser aan Bulgarije geen situatie zal ontstaan in strijd met artikel 4 van het EU Handvest of artikel 3 van het EVRM. Dat onderzoek heeft verweerder niet verricht en daarom heeft verweerder het bestreden besluit niet deugdelijk gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt.
7 Zie bijvoorbeeld het AIDA-rapport update 2020, pagina 33.
8 AIDA-rapport update 2021, pagina 39.
9 AIDA-rapport update 2021, pagina 39.
10. De rechtbank overweegt verder dat eiser niet om aanhouding heeft verzocht vanwege de prejudiciële vragen voornoemd en de rechtbank ziet verder ook geen aanleiding om de beantwoording daarvan af te wachten.

Conclusie

11. Het beroep is gegrond. De overige gronden behoeven daarom geen bespreking meer. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder zal gelet op het voorgaande immers nader onderzoek moeten doen en een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank zal hiervoor geen termijn stellen nu onduidelijk is hoe lang het onderzoek zal gaan duren.
12. In deze zaak komt aan eiser geen afzonderlijke proceskostenvergoeding toe, omdat zijn zaak als een samenhangende zaak met nummers NL23.14850, NL23.14852 en NL23.14854 moet worden beschouwd en in de zaak met nummer NL23.14850 reeds een proceskostenvergoeding is uitgesproken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
14 juni 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.