ECLI:NL:RBDHA:2023:9282

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
NL23.16957
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van Nigeriaanse eiser in vreemdelingenrechtelijke procedure met betrekking tot voortduren van de maatregel en medische omstandigheden

Op 28 juni 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Nigeriaanse eiser die in bewaring is gesteld op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 31 maart 2023 de maatregel van bewaring opgelegd, waartegen de eiser beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft op 23 juni 2023 de zaak behandeld, waarbij de eiser zich liet vertegenwoordigen door een waarnemer van zijn gemachtigde. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en zich gebogen over de rechtmatigheid van de voortzetting van de maatregel van bewaring.

De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris voldoende voortvarend handelt in de uitzettingsprocedure en dat er zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris sinds het vorige onderzoek diverse stappen heeft ondernomen, waaronder het voeren van vertrekgesprekken en het aanvragen van een laissez-passer bij de Nigeriaanse autoriteiten. De rechtbank oordeelt dat de eiser, ondanks zijn psychische klachten, niet voldoende heeft aangetoond dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is. De rechtbank heeft ook overwogen dat de medische zorg in het detentiecentrum toereikend is en dat de eiser voldoende mogelijkheden heeft gehad om zijn medische situatie naar voren te brengen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.16957

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Nigeriaanse nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. K.J. Diender).

Procesverloop

De staatssecretaris heeft op 31 maart 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 23 juni 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door een waarnemer van zijn gemachtigde, mr. T. Bruinsma. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 26 april 2023 (in de zaak NL23.9871) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
Voortvarendheid en zicht op uitzetting
3. Eiser stelt dat er geen sprake is van voortvarend handelen en tevens geen zicht op uitzetting is op korte termijn. Eiser zit al bijna drie maanden in bewaring en in die tijd is geen voortgang geboekt. Er worden maandelijks vertrekgesprekken gevoerd die vrijwel nietszeggend zijn en er worden tevergeefs talloze rappels verstuurd naar de Nigeriaanse regering voor de afgifte van een laissez-passer (lp). Het is volgens eiser niet te verwachten dat de staatssecretaris in de komende drie maanden wel vooruitgang zal boeken. Het feit dat eiser niet meewerkt neemt niet weg dat de bewaring is gericht op uitzetting. Er dient los van de gedragingen van eiser wel enig schot in de zaak te zitten.
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris voldoende voortvarend aan de uitzetting werkt en dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat. De staatssecretaris heeft sinds het sluiten van het vorige onderzoek op 21 april 2023 op 26 april 2023 en 17 mei 2023 gerappelleerd op de lp-aanvraag. Op 10 mei 2023 heeft de staatssecretaris een vertrekgesprek met eiser gehouden en op 6 juni 2023 heeft de staatssecretaris een poging gedaan om een vertrekgesprek met eiser te houden maar heeft eiser aangegeven hier geen behoefte aan te hebben. Verder heeft de staatssecretaris ter zitting aangegeven dat de Nigeriaanse autoriteiten een voorlopige identiteitsvaststelling hebben afgegeven en dat de regievoerder bezig is om via de Liaison (ILO) in Nigeria een officiële identiteitsbevestiging (Validation Report) te verkrijgen. Ook is de staatssecretaris bezig met het plannen van een presentatie in persoon. De rechtbank acht deze gang van zaken voldoende voortvarend. Naar het oordeel van de rechtbank bestaan er verder geen aanknopingspunten voor het oordeel dat Nigeria in algemene zin weigert lp’s te verstrekken, of dat er voor eiser in het bijzonder geen lp zal worden afgegeven, zodat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn kan worden aangenomen. Daartoe acht de rechtbank het enkele tijdsverloop sinds de lp-aanvraag en het feit dat deze nog niet tot afgifte heeft geleid onvoldoende. Verder blijkt uit de gesprekken niet dat eiser mee wil werken aan een terugkeer naar Nigeria. Zoals volgt uit de Afdelingsuitspraken van 13 januari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:85) en van 2 augustus 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2210) mag van eiser worden verwacht dat hij actief en volledig meewerkt aan zijn uitzetting. Nu eiser zijn uitzetting belemmert is daarmee in beginsel het zicht op uitzetting al gegeven. De staatssecretaris heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het voor rekening en risico van eiser komt dat de bewaring langer voortduurt, nu hij niet aan zijn meewerkplicht voldoet.
Medische omstandigheden
4. Verder stelt eiser te kampen met psychische klachten. De klachten worden erger doordat eiser in bewaring wordt gehouden. Eiser is onlangs in isolatie geplaatst vanwege gevaar op suïcide. Nu het procesdossier deze incidenten niet vermeldt, wordt eiser geschaad in zijn procesbelang. De rechtbank is immers niet in het bezit gesteld van het volledige procesdossier en hierdoor valt de belangenafweging mogelijk ten onrechte in het nadeel van eiser uit. Verder heeft eiser ter zitting aangegeven dat hij momenteel op krukken loopt omdat hij last heeft van zijn been en hiervoor verder enkel paracetamol ontvangt.
4.1.
De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris voortdurend moet beoordelen of voortzetting van de bewaringsmaatregel is aangewezen en of in dit verband niet alsnog met een lichter middel moet worden volstaan. De rechtbank stelt voorop dat niet is gebleken dat de aan de maatregel ten grondslag gelegde gronden, waaruit volgt dat er een risico op onttrekking aan het toezicht bestaat, niet meer van toepassing zijn. Eiser heeft niet overtuigend gesteld dat een lichter middel effectief zal zijn. Uit de voortgangsrapportage volgt dat na het vorige onderzoek ter zitting op 10 mei 2023 een vertrekgesprek met eiser is gevoerd. Tijdens dit vertrekgesprek heeft eiser aangegeven dat hij geen bijzonderheden heeft te melden, dus ook niet ten aanzien van zijn medische omstandigheden. Op 6 juni 2023 is opnieuw de mogelijkheid van een vertrekgesprek aangeboden maar heeft eiser aangegeven dat hij niet met de DT&V wil spreken. De rechtbank stelt vast dat eiser voldoende mogelijkheid heeft gehad om zijn psychische problemen naar voren te brengen maar dat hij dit niet heeft gedaan, zodat er voor de staatssecretaris geen aanleiding bestond om vanwege psychische omstandigheden de bewaring op te heffen of om daar nader onderzoek naar te (laten) doen. De rechtbank is voorts niet gebleken dat de in detentie beschikbare zorg voor eiser niet toereikend is, dat eiser niet in staat is de inbewaringstelling op verantwoorde wijze te ondergaan, of dat eisers medische omstandigheden in detentie door gebrek aan medische zorg verslechteren (zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 11 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1162). Eiser heeft geen medische stukken ter onderbouwing overgelegd. Ook is tijdens de zitting gebleken dat eiser voor zijn medische klachten wel wordt geholpen in het detentiecentrum doormiddel van krukken en medicatie. Indien eiser niet tevreden is met de gang van zaken omtrent de medische dienst, kan hij een klacht indienen bij de directie van het detentiecentrum. Dat de medische stukken in het procesdossier ontbreken maakt volgens de rechtbank niet dat eiser wordt geschaad in zijn belangen nu eiser deze stukken zelf ook aan het dossier kan toevoegen. In hetgeen ter zitting door eiser is toegelicht over zijn medische situatie heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om ambtshalve nader inlichtingen in te winnen over de medische situatie van eiser.
Conclusie
5. Concluderend is de rechtbank niet gebleken dat een – uit het Unierecht voortvloeiende – voorwaarde voor de rechtmatigheid voor het voorduren van de opgelegde bewaringsmaatregel niet is nageleefd. Hetgeen namens eiser verder naar voren heeft gebracht, geeft ook geen aanleiding om thans de voortduring van de bewaring onrechtmatig te achten.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van
mr. V. Vegter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.