ECLI:NL:RBDHA:2024:10063
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in verband met gefaciliteerd vertrek naar Frankrijk
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het verzoek van verzoekster om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.J.A. Rinkes, had verzocht om haar overdracht aan Frankrijk te voorkomen, omdat zij op 2 juli 2024 zou worden overgedragen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. Y. van Deel-ten Cate, had echter aangegeven dat het om een gefaciliteerd vertrek ging en dat er geen sprake was van gedwongen uitzetting.
De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen spoedeisend belang is bij het verzoek. Verzoekster had eerder beroep ingesteld tegen de Dublinoverdracht aan Frankrijk, maar dit beroep was ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter stelt vast dat de staatssecretaris geen voornemens heeft om verzoekster gedwongen over te dragen en dat verzoekster zelf kan beslissen of zij meewerkt aan de overdracht. De rechtbank concludeert dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een spoedeisend belang rechtvaardigen.
Uiteindelijk wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.