In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Nigerese nationaliteit, heeft op 31 oktober 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris op 31 januari 2024 niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft op 26 april 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris.
De rechtbank toetst de beslissing van de staatssecretaris aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Eiser stelt dat hij vanwege bedreigingen in Niger asiel heeft aangevraagd, maar de staatssecretaris meent dat hij veilig kan terugkeren naar Togo, dat als een veilig derde land wordt beschouwd. De rechtbank onderzoekt of de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat Togo als veilig derde land kan worden aangemerkt, ondanks de zorgen over de mensenrechtensituatie in Togo en de banden met Niger.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet onterecht heeft gesteld dat eiser aannemelijk kan worden toegelaten tot Togo. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris voldoende onderzoek heeft gedaan naar de situatie in Togo en dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat eiser daar niet veilig zou zijn. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en het beroep tegen het niet tijdig beslissen van de staatssecretaris niet-ontvankelijk. Eiser krijgt wel een proceskostenvergoeding toegewezen van € 437,50.