ECLI:NL:RBDHA:2024:10345

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
23-4735
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor woninginrichting op grond van de Participatiewet

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk. Eiser had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van woninginrichting, welke was afgewezen door verweerder. Eiser had eerder al bijzondere bijstand ontvangen, maar was van mening dat de toegekende bedragen niet voldoende waren om in zijn noodzakelijke kosten te voorzien. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kosten voor nieuwe gordijnen en een wasdroger niet als noodzakelijk werden beschouwd, en dat eiser niet had aangetoond dat de eerder toegekende bijstand niet voldoende was. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand terecht was, omdat eiser niet had aangetoond dat hij niet in zijn noodzakelijke kosten kon voorzien. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/4735

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. L.H.E.M. Berendse),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk, verweerder

(gemachtigde: mr. I. Colen / mr. F. Housini)

Procesverloop

Met het besluit van 11 mei 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand voor de kosten van woninginrichting op grond van de Participatiewet (Pw) afgewezen.
Met het besluit van 17 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2024. Ter vervanging van mr. L.H.E.M. Berendse is mr. V. de Roo op zitting verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Eiser is door middel van een voorrangsverklaring op 27 september 2022 verhuisd naar de gemeente Rijswijk. Met het besluit van 14 oktober 2022 heeft verweerder aan eiser bijzondere bijstand toegekend ter hoogte van € 2.000,- voor inrichtingskosten en ter hoogte van € 500,- voor het opknappen van zijn nieuwe woning. Omdat eiser het niet eens was met de hoogte van de toegekende bedragen was hij hiertegen in bezwaar gegaan. Dit heeft er toe geleid dat verweerder op 22 december 2022 uit coulance een aanvullend bedrag ter hoogte van € 803,50 heeft toegekend, gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval van eiser. Dit bedrag was bestemd voor de aanschaf van een wasmachine, koelkast, kookplaat en computer.
1.2.
Op 13 april 2023 heeft eiser nogmaals een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend. Op het aanvraagformulier heeft eiser ingevuld dat hij bijzondere bijstand vraagt voor de kosten van een inductieplaat, een wasmachine, een droger, gordijnen, een koelkast en een computer, met een totaalbedrag van € 8.000.
2. Met het primaire besluit, gehandhaafd na bezwaar, heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de kosten voor nieuwe gordijnen en een wasdroger niet als noodzakelijk worden gezien. Voor de kosten van een wasmachine, koelkast, kookplaat, oven en computer heeft verweerder reeds bijzondere bijstand verstrekt. Dat de kookplaat stuk is gegaan valt eiser zelf te verwijten. Ten aanzien van de wasmachine en koelkast wist eiser dat deze bij aanschaf stuk waren. Ook dit is de verantwoordelijkheid van eiser. Daarnaast is verweerder van oordeel dat de eerder toegekende bijstand niet is besteed aan de spullen waarvoor bedoeld. Tijdens de hoorzitting heeft eiser namelijk verklaard dat hij in totaal € 420,- heeft uitgegeven ten behoeve van de aanschaf van een kookplaat, koelkast en wasmachine. Dit bedrag is beduidend lager dan het aan hem middels het besluit van 22 december 2022 toegekende bedrag aan bijzondere bijstand, dus zou eiser nog genoeg geld over moeten hebben om de overige producten aan te schaffen.
3. Eiser heeft op de hierna te bespreken gronden beroep ingesteld.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling van het beroep.
4.1.
Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de Pw geldt dat een alleenstaande recht op bijzondere bijstand heeft voor zover de alleenstaande niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36, de studietoeslag, bedoeld in artikel 36b, het vermogen en het inkomen.
4.2.
Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt dat indien algemeen noodzakelijke bestaanskosten door bijzondere omstandigheden niet kunnen worden voldaan uit het inkomen op bijstandsniveau, dit reden kan zijn om bijzondere bijstand te verlenen. De omstandigheid dat de betrokkene al dan niet de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd of om die kosten gespreid te betalen, is een aspect dat in dit kader moet worden beoordeeld. [1]
4.3.
Ingevolge artikel 8 van de Beleidsregels bijzondere bijstand en participatieregelingen Rijswijk 2022 (de beleidsregels) behoren incidentele woonkosten tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Er bestaat alleen een recht op bijzondere bijstand als door bijzondere omstandigheden niet of niet voldoende gereserveerd had kunnen worden voor de noodzakelijke kosten.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat de gevraagde kosten algemene kosten van bestaan zijn. Deze kosten dienen in beginsel te worden voldaan uit het inkomen op bijstandsniveau. Voor toekenning van bijzondere bijstand in deze gevallen dienen de kosten noodzakelijk te zijn.
4.5.
Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat de eerder toegekende bijzondere bijstand geheel besteed is aan waar dit voor bedoeld was, maar dat het bedrag niet voldoende was om in alle noodzakelijke kosten te kunnen voorzien. Dat de kookplaat door zijn eigen toedoen is stuk gegaan doet er niet aan af dat kosten daarvan noodzakelijk zijn. De wasmachine en koelkast waren kapot bij aanschaf maar heeft eiser uit nood toch gekocht. Ook is eiser van mening dat een wasdroger en nieuwe, passende en verduisterende, gordijnen geen luxeproducten zijn. Daarnaast benadrukt eiser dat hij uit een moeilijke situatie komt, aangezien hij in detentie, een penitentiaire inrichting en kliniek heeft gezeten, en twee jaar lang als daklozen heeft geleefd.
4.6.
Dit betoog slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank is de noodzakelijkheid van de kosten niet gebleken. Voor zover de aanvraag ziet op de kosten van nieuwe gordijnen en een wasdroger, heeft verweerder terecht overwogen dat deze kosten niet als noodzakelijk kunnen worden gezien. De kosten van een wasdroger kunnen niet worden aangemerkt als algemeen noodzakelijke kosten van bestaan, omdat wasgoed in de lucht kan worden gedroogd. Het is aan eiser om feiten en omstandigheden aannemelijk te maken op grond waarvan in het specifieke geval de gevraagde kosten wel als noodzakelijke kosten aangemerkt moeten worden. [2] Hierin is eiser niet geslaagd. Ten aanzien van bijzondere bijstand voor nieuwe gordijnen is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht heeft overwogen dat de noodzaak hiertoe niet aannemelijk is gemaakt nu eiser al gordijnen heeft.
4.7.
Voor zover de aanvraag ziet op de kosten van een koelkast, kookplaat, oven en computer, overweegt de rechtbank dat hier reeds bij een eerdere aanvraag bijzondere bijstand voor is verstrekt. De rechtbank ziet derhalve geen noodzaak voor verweerder om dit nogmaals te doen. Met het toekennen van bijzondere bijstand voor inrichtingskosten ter hoogte van € 2.000,- en de aanvulling van €803,50 die hierop volgde, heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank voldoende middelen gehad om essentiële zaken aan te schaffen. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat volgens vaste rechtspraak van de CRvB een bestuursorgaan ter bepaling van de omvang van de noodzakelijke kosten respectievelijk de vergoedingen in het kader van de bijzondere bijstandsverlening de bedragen zodanig vaststelt dat de betrokkene in staat moet worden geacht de goedkoopste adequate voorzieningen te treffen. [3] Eiser is er niet in geslaagd aannemelijk te maken waarom in zijn geval de vergoeding niet toereikend zou zijn. Dat eiser een wasmachine en koelkast heeft aangeschaft waarvan hij wist dat deze bij aankoop al gebreke vertoonden, valt onder de verantwoordelijkheid van eiser. Ook heeft eiser niet aangetoond dat hij het reeds eerder toegekende bedrag volledig heeft aangewend voor aanschaf van producten. Daarnaast is op geen enkele wijze onderbouwd waarom de bijzondere bijstand thans € 8.000,- zou moeten bedragen.
4.8.
De stelling van eiser dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn individuele, bijzondere omstandigheden slaagt evenmin. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hier voldoende rekening mee gehouden doordat in aanvulling op de eerste toekenning, uit coulance en gelet op de bijzondere omstandigheden van eiser, een aanvullend bedrag van €803,50 is toegekend. Daarbij merkt de rechtbank op dat gemeente Den Haag tevens een bedrag van € 1.750,- aan eiser heeft toegekend in verband met zijn verhuizing. De rechtbank ziet derhalve niet in hoe het totaal van deze toegekende bedragen, € 5.053,50, onvoldoende is geweest om in de noodzakelijke kosten te kunnen voorzien.
4.7.
Gelet op het bovengenoemde heeft verweerder de aanvraag om bijzondere bijstand terecht afgewezen.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bannink, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Leichel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 19 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1152.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 23 juli 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1123, de uitspraak van 28 mei 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1886 en de uitspraak van 31 januari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:375.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 16 augustus 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2072.