ECLI:NL:RBDHA:2024:1078
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 6 december 2023 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 23 januari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde niet verschenen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris op basis van de Dublinverordening niet verplicht is de asielaanvraag in behandeling te nemen, aangezien Bulgarije eerder heeft ingestemd met een verzoek om terugname. Eiser heeft aangevoerd dat er in Bulgarije systematische tekortkomingen zijn in de opvangvoorzieningen en de asielprocedure, en dat hij risico loopt op onmenselijke behandeling. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Bulgarije een reëel risico loopt op schending van zijn rechten onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het EU-Handvest.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zich terecht heeft beroepen op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat andere lidstaten hun internationale verplichtingen nakomen. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat zijn overdracht aan Bulgarije zou leiden tot onevenredige hardheid of dat er bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. De rechtbank bevestigt dat de beslissing van de staatssecretaris om de aanvraag niet in behandeling te nemen, rechtmatig is en dat het beroep ongegrond wordt verklaard.