ECLI:NL:RBDHA:2024:1078

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 februari 2024
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
NL23.38442
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 6 december 2023 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 23 januari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde niet verschenen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris op basis van de Dublinverordening niet verplicht is de asielaanvraag in behandeling te nemen, aangezien Bulgarije eerder heeft ingestemd met een verzoek om terugname. Eiser heeft aangevoerd dat er in Bulgarije systematische tekortkomingen zijn in de opvangvoorzieningen en de asielprocedure, en dat hij risico loopt op onmenselijke behandeling. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Bulgarije een reëel risico loopt op schending van zijn rechten onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het EU-Handvest.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zich terecht heeft beroepen op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat andere lidstaten hun internationale verplichtingen nakomen. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat zijn overdracht aan Bulgarije zou leiden tot onevenredige hardheid of dat er bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. De rechtbank bevestigt dat de beslissing van de staatssecretaris om de aanvraag niet in behandeling te nemen, rechtmatig is en dat het beroep ongegrond wordt verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.38442

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. H.A. Koning),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. K.J. Diender).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 6 december 2023 niet in behandeling genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 23 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn met kennisgeving niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Bulgarije een verzoek om terugname gedaan. Bulgarije heeft dit verzoek op 26 oktober 2023 aanvaard.
Herhaling van dat wat eerder naar voren is gebracht
5. De rechtbank overweegt dat de algemene stelling van eiser dat hetgeen namens hem eerder in de procedure naar voren is gebracht in beroep als herhaald en ingelast moet worden beschouwd, onvoldoende is om te kunnen aanmerken als een beroepsgrond waar de rechtbank op dient in te gaan. De staatssecretaris is in het voornemen gemotiveerd ingegaan op de verklaringen van eiser en heeft hetzelfde gedaan met de zienswijze in het bestreden besluit. Voor zover eiser in beroep niet concreet heeft aangegeven waarom de reactie van de staatssecretaris op de zienswijze volgens hem niet juist of niet toereikend is, zal de rechtbank zich hierna uitsluitend richten op wat eiser in beroep heeft aangevoerd. [2]
Is overdracht in strijd met de internationale verplichtingen?
6. Eiser voert – samengevat weergegeven – aan dat in Bulgarije sprake is van systematische tekortkomingen in de opvangvoorzieningen en de asielprocedure en dat er pushbacks plaatsvinden. Dit is in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 4 van het EU-Handvest.
6.1.
De staatssecretaris stelt zich hierover op het standpunt dat hij mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
6.2.
De staatssecretaris mag naar het oordeel van de rechtbank in beginsel ten opzichte van Bulgarije uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit beginsel betekent dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat de andere lidstaten de vreemdeling in overeenstemming met het EVRM, het Vluchtelingenverdrag en het Unierecht zullen behandelen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft dat bevestigd in haar uitspraken van 16 augustus 2023 [3] en daarna diverse malen herhaald, onder meer in de uitspraken van 4 januari 2024 [4] , 8 januari 2024 [5] en 18 januari 2024 [6] . Eiser moet aannemelijk maken dat dit in zijn geval niet kan.
6.3.
Eiser is hierin niet geslaagd. De staatssecretaris heeft terecht, onder verwijzing naar de uitspraken van de ABRvS van 16 augustus 2023 overwogen dat eiser met het door hem aangehaalde artikel van de Volkskrant van 8 december 2022 [7] en zijn stellingen en verklaringen niet aannemelijk hebt gemaakt dat hij in Bulgarije een reëel risico loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest. Immers de in het artikel van de Volkskrant genoemde pushbacks betreffen geen Dublinclaimanten. Bovendien dateert dit artikel van ver voor de hiervoor genoemde uitspraken van de ABRvS. Voor zover eiser met de verwijzing naar het artikel van de Volkskrant heeft beoogd te betogen dat pushbacks veelvuldig voorkomen in Bulgarije, overweegt de rechtbank dat de ABRvS dit gegeven heeft betrokken in haar uitspraken van 16 augustus 2023 [8] . Zoals uit de eerdergenoemde uitspraken van 16 augustus 2023 volgt, lopen Dublinclaimanten geen reëel risico om slachtoffer te worden van pushbacks en hebben zij in beginsel toegang tot de opvang. Dit heeft de ABRvS recentelijk bevestigd. [9] Eisers verwijzing naar de publicatie van 8 februari 2023 van Euractiv [10] leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Dit geldt ook voor de verwijzingen naar de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaatsen Zwolle, Haarlem en Amsterdam. [11] De staatssecretaris heeft daarom kunnen verwijzen naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel en zich terecht op het standpunt gesteld dat ervan kan worden uitgegaan dat Bulgarije de internationale verplichtingen nakomt. Deze beroepsgrond slaagt niet.
6.4.
Eiser heeft ook betoogd dat hij 27 dagen gedetineerd was in Bulgarije onder slechte omstandigheden, dat hij tijdens zijn detentie is mishandeld en dat sprake was van grootschalige discriminatie. Eiser heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat hij onrechtmatig in detentie heeft gezeten. Hij heeft ook verklaard dat hij niet heeft geprobeerd om hierover bij de Bulgaarse autoriteiten of de Bulgaarse (hoogste) rechter te klagen en hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat klagen bij voorbaat zinloos was. Eiser heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat er een reëel risico bestaat dat hij na overdracht aan Bulgarije aan een schending van artikel 4 van het EU Handvest en artikel 3 van het EVRM wordt blootgesteld. De beroepsgrond faalt.
Getuigt overdracht van eiser aan Bulgarije van onevenredige hardheid?
7. De rechtbank is verder van oordeel dat de staatssecretaris in wat eiser naar voren heeft gebracht, ook in samenhang bezien, in redelijkheid geen bijzondere individuele omstandigheden aanwezig heeft hoeven achten die maken dat eisers overdracht aan Bulgarije van een onevenredige hardheid getuigt. De enkele stelling dat het samenstel van factoren met zich brengt dat de behandeling van de asielaanvraag door Nederland in de rede zou liggen, is daarvoor onvoldoende. Gelet op het voorgaande bestaat er geen aanleiding voor het oordeel dat de staatssecretaris de behandeling van de aanvraag van eiser op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening, aan zich had moeten trekken.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat dat eiser geen gelijk krijgt en dat de buitenbehandelingstelling van eisers asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van A.P. Kuiters, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 4 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2169) en 7 april 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1028).
7.‘Nieuw bewijs dat asielzoekers illegaal opgesloten en gedeporteerd worden aan grenzen van Europa’
8.Zie r.o. 4.5 van de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3133 en ECLI:NL:RVS:2023:3134
9.De uitspraak van de ABRvS van 18 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:165
10.https://www.euractiv.com/section/justice-home-affairs/news/bulgaria-accused-of-brutal-border-pushbacks/
11.Uitspraken van respectievelijk 3 oktober 2023 (NL23.20061), 11 december 2023