ECLI:NL:RBDHA:2024:11680

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
NL24.12573
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag door prematuur ingediende ingebrekestelling

Op 22 maart 2024 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 6 december 2022. De minister van Asiel en Migratie, verweerder, heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiser heeft op 6 december 2022 een asielaanvraag ingediend en is op 3 maart 2023 toegelaten tot de nationale asielprocedure. De wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigde op 3 september 2023, maar werd verlengd tot 3 juni 2024 door de inwerkingtreding van WBV 2022/22. Eiser heeft de staatssecretaris op 8 maart 2024 in gebreke gesteld, maar deze ingebrekestelling was prematuur omdat de wettelijke beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL24.12573

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M. J. Paffen),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder.

Inleiding

Eiser heeft op 22 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 6 december 2022.
Verweerder heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een verweerschrift in te dienen.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de rechtbank

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. De rechtbank overweegt dat verweerder in beginsel op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een besluit op de asielaanvraag moet nemen. Op grond van artikel 42, zesde lid, van de Vw geldt een uitzondering indien in het kader van de asielaanvraag wordt onderzocht of op grond van de Dublinverordening een andere lidstaat voor de behandeling van de aanvraag verantwoordelijk is. In zo’n geval vangt de beslistermijn van verweerder aan op het tijdstip waarop overeenkomstig de Dublinverordening wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Hierbij mag de maximale termijn van 21 maanden die volgt uit artikel 35, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn, niet worden overschreden.
3. Eiser heeft op 6 december 2022 een asielaanvraag ingediend. Bij brief van 3 maart 2023 is eiser toegelaten tot de nationale asielprocedure, nadat verweerder eerst heeft onderzocht of Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielaanvraag en vervolgens heeft besloten om geen claimverzoek in te dienen bij de autoriteiten van Italië. Nederland is daarom op 3 maart 2023 verantwoordelijk geworden voor de inhoudelijke behandeling van de asielaanvraag.
4. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in geval van eiser op 3 september 2023 eindigen. De staatssecretaris heeft met de inwerkingtreding van WBV 2022/22 [1] de beslistermijn met ingang van 27 september 2022 verlengd met negen maanden, waardoor deze voor eiser op 3 juni 2024 is geëindigd. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraken van 21 maart 2023 [2] geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig is. De rechtbank ziet geen reden om in deze zaak van dit oordeel af te wijken. De omstandigheid dat de Afdeling [3] prejudiciële vragen heeft gesteld [4] aan het Hof [5] , vormt geen aanleiding om de zaak aan te houden tot het Hof die vragen heeft beantwoord.
3. Eiser heeft de staatssecretaris op 8 maart 2024 in gebreke gesteld. Op dat moment was de wettelijke beslistermijn nog niet verstreken. Dat maakt dat de ingebrekestelling prematuur is ingediend en niet geldig is. Nu niet aan de vereisten van artikel 6:12 van de Awb is voldaan, is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 17 juli 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Besluit van 21 september 2022, nummer WBV 2022/22, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2022 nr. 25775; in werking getreden op 27 september 2022.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.Verwijzingsuitspraak 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4125.
5.Hof van Justitie van de Europese Unie.