ECLI:NL:RBDHA:2024:12236

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 augustus 2024
Publicatiedatum
5 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.29923
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en zicht op uitzetting Algerije

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 augustus 2024 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van een Algerijnse eiser. De maatregel van bewaring was eerder opgelegd op 18 april 2024 en de eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft bepaald dat een zitting niet nodig was en het onderzoek op 1 augustus 2024 is gesloten. De eiser, geboren op [geboortedag] 2005, stelt dat er geen zicht is op uitzetting naar Algerije, omdat er nog geen reactie is ontvangen op zijn aanvraag voor een laissez-passer (lp) die op 23 april 2024 is ingediend. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er nog steeds zicht op uitzetting is, ondanks het ontbreken van een positieve reactie van de Algerijnse autoriteiten. De rechtbank heeft eerder, in een uitspraak van 10 juni 2024, vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot dat moment. De rechtbank concludeert dat de eiser niet actief meewerkt aan zijn uitzetting en dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat het lp-traject niet zal slagen. Het beroep van de eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.29923

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S.T.V. Le),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 18 april 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 1 augustus 2024.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 2005 en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. [2] Uit de uitspraak van 10 juni 2024 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, 10 juni 2024, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds 10 juni 2024.
4. Eiser voert aan dat geen sprake is van zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn. Op 23 april 2024 is de aanvraag voor een lp [3] ingediend en er is nog altijd geen reactie daarop gekomen of een presentatie gepland.
5. In de vorige uitspraak van 10 juni 2024 is geoordeeld dat zicht op uitzetting
naar Algerije niet ontbreekt. De rechtbank ziet in wat eiser aanvoert geen aanleiding om nu anders te oordelen. Dat er tot op heden nog geen (positieve) reactie van de Algerijnse autoriteiten op de lp-aanvraag is ontvangen, maakt niet dat in eisers geval het zicht op uitzetting ontbreekt. Er zijn door eiser geen concrete aanknopingspunten aannemelijk gemaakt die erop wijzen dat het lp-traject op niets zal uitlopen en dat voor hem geen lp zal worden afgegeven. Dat rappels zijn gestuurd en dat er nog geen reactie van de Algerijnse autoriteiten is gekomen, is daarvoor onvoldoende. Uit de laatste vertrekgesprekken met eiser op 25 juni en 24 juli 2024 volgt bovendien dat eiser niet actief meewerkt aan zijn uitzetting. Het ligt op de weg van eiser om medewerking te verlenen om zo zijn vertrek te bespoedigen. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van
de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 2 augustus 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Uitspraken van 2 mei 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:6962) en 10 juni 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:9480).
3.Laissez-passer.