4.1.De minister heeft eisers asielaanvraag bij onderhavige beschikking van 26 juni 2024 (opnieuw) niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser subsidiaire bescherming heeft in Bulgarije. De minister heeft bij brief van 22 december 2023 aan de Bulgaarse autoriteiten (aanvullende) vragen gesteld. De Bulgaarse autoriteiten hebben op 5 maart 2024 gereageerd op die brief, de vertaling van die brief in het Engels dateert van 2 mei 2024.
5. In artikel 3.106a, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) staat dat de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd slechts niet-ontvankelijk wordt verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, b of c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), als de vreemdeling zo’n band heeft met het betrokken andere land dat het voor hem redelijk zou zijn om naar dat land te gaan. Volgens vaste rechtspraakvan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) is daaraan al voldaan als een vreemdeling in een lidstaat van de Europese Unie internationale bescherming geniet.
6. De minister moet echter van dit uitgangspunt afwijken als sprake is van bijzondere feiten en omstandigheden die tot een andere conclusie leiden. In artikel 3.106a, derde lid, van het Vb staat dat bij de beoordeling of sprake is van een band als bedoeld in het tweede lid, alle relevante feiten en omstandigheden betrokken moeten worden, waaronder de aard, duur en omstandigheden van het eerdere verblijf. Uit de uitspraak van de Afdeling van 31 maart 2023, volgt dat de belangen van het kind bedoeld in artikel 24 van het Handvest hier ingelezen moeten worden.
7. Eiser betoogt dat het belang van het kind niet door de minister voorop is gesteld en die belangenafweging in zijn voordeel had moeten uitvallen. Daarnaast voert hij aan dat zijn netwerk in Nederland, bestaande uit zijn tante in Leiden en zijn neefjes/nichtjes, onvoldoende is meegenomen in de besluitvorming. Ook zal zijn ontwikkeling doorkruist worden als hij terug zou moeten naar Bulgarije. Op de zitting heeft eiser het volgende aan de rechter verteld. Hij verblijft doordeweeks in een asielzoekerscentrum voor minderjarigen in Amsterdam. Daar gaat hij ook naar school en zit in een internationale schakelklas. In het weekend verblijft hij bij zijn tante in Leiden. Daar wonen ook drie neefjes/nichtjes, die hem soms ook opzoeken in Amsterdam. In de vakanties verblijft hij langer bij zijn tante, bijvoorbeeld een maand in de zomervakantie. Hij belt ook bijna dagelijks met zijn tante en heeft het dan over de dingen die in zijn leven spelen. Nidos heeft op de zitting bevestigd dat de tante van eiser voor hem een moederfiguur is. Hij heeft bij haar een uitlaatklep om te praten over wat er speelt in zijn leven, waardoor er geen hulpverlening nodig is. Daarnaast heeft Nidos op de zitting aangegeven dat een scheiding van eiser en zijn tante van invloed zal zijn op hem en zijn ontwikkeling kan schaden. In Bulgarije heeft eiser geen familie of netwerk om hem te helpen.
8. De minister stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat hoewel eiser in Nederland naar school gaat en de taal spreekt, dit onvoldoende zwaarwegend is om niet te hoeven terugkeren naar Bulgarije. Dit is namelijk inherent aan het indienen van een asielaanvraag in Nederland. Daarnaast is de familie in Nederland geen reden om hier te mogen blijven. Dit belang is namelijk niet onderbouwd met stukken. Alleen het op bezoek gaan is onvoldoende om te spreken van bijzondere omstandigheden dat eiser niet zou hoeven terugkeren naar Bulgarije. De gemachtigde van de minister heeft - op de zitting - toegevoegd dat de vaststelling dat eiser familie heeft in Nederland, is meegewogen in het bestreden besluit. Van afhankelijkheid tussen eiser en zijn tante is verder niet gebleken. Daarbij komt dat eiser ook in Bulgarije, net zoals in Nederland, zijn best kan doen. De minister is van mening dat niet is gebleken dat als eiser gescheiden wordt van zijn tante dat dit schadelijke gevolgen voor hem zou hebben. Bovendien kan zijn tante hem ook bezoeken in Bulgarije en contact onderhouden, aldus de minister.
9. De rechtbank is van oordeel dat de minister de belangen van het kind (opnieuw) onvoldoende kenbaar heeft meegewogen. De rechtbank overweegt dat de minister - in het licht van de stellingen van eiser en de toelichting van hemzelf en zijn voogd van Nidos op de zitting - niet kenbaar en ondeugdelijk heeft gemotiveerd dat het redelijk is voor eiser om terug te keren naar Bulgarije. De rechtbank vindt dat de minister geen kenbare en voldoende gemotiveerde belangenafweging heeft gemaakt tussen de worteling van eiser sinds maart 2022 in Nederland, de hechting die daardoor is ontstaan in Nederland met zijn tante en neefjes/nichtjes, en wat de gevolgen in de ontwikkeling van eiser zijn als hij wordt gescheiden van zijn tante in Nederland. De rechtbank is daarom van oordeel dat de minister eisers belangen als minderjarige niet kenbaar genoeg heeft meegenomen en afgewogen in de beoordeling. De minister heeft daarom in dit geval ondeugdelijk gemotiveerd dat sprake is van een zodanige band met Bulgarije dat het voor eiser redelijk is om naar Bulgarije terug te keren. Eisers beroep is alleen al hierom gegrond.
10. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser een alleenstaande minderjarige vreemdeling is. Ook zijn partijen het eens dat eiser om die reden moet worden aangemerkt als bijzonder kwetsbaar en dat hij bij terugkeer naar Bulgarije in een toestand van verregaande materiële deprivatie zal belanden.De minister heeft daarom de Bulgaarse autoriteiten aanvullende vragen gesteld zodat onder meer gegarandeerd kan worden dat eiser in een omgeving terecht komt die past bij zijn leeftijd en dat eiser een voogd krijgt toegewezen. De rechtbank volgt eiser in zijn standpunt dat de toezeggingen van de Bulgaarse autoriteiten onvoldoende concreet zijn. Uit de antwoorden van de Bulgaarse autoriteiten blijkt bijvoorbeeld dat de meest aangewezen plek voor een 17-jarige een ‘Residential Social Care Service’ of een ‘Transitional Home’ zou zijn. De rechtbank vindt dat hieruit onvoldoende volgt dat sprake is van een harde toezegging door de Bulgaarse autoriteiten dat eiser daar ook terecht kan. Dat, zoals de minister op de zitting heeft verklaard, het voldoende is dat bij de uitvoering van de overdracht duidelijk wordt waar eiser precies naar school gaat of zal verblijven, vindt de rechtbank in het licht van de door de Bulgaarse autoriteiten gegeven antwoorden onvoldoende. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd waarom voor eiser bij een terugkeer naar Bulgarije, zonder aanvullende garanties zoals bedoeld in het arrest Tarakhel, geen reëel risico dreigt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest.
Overige beroepsgronden
11. De overige beroepsgronden van eiser hoeven, gelet op wat onder 9. en 10. is overwogen, niet meer besproken te worden.