In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 27 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een urgentieverklaring beoordeeld. Eiser, die geen eigen woonruimte heeft en lijdt aan posttraumatische stressstoornis (PTSS), heeft zijn aanvraag voor urgentie ingediend, maar deze is door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing terecht is, omdat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor een urgent huisvestingsprobleem. De rechtbank stelt vast dat eiser niet ten minste twee jaar voorafgaand aan de aanvraag ingeschreven stond in de Basisregistratie personen van de gemeenten in de regio Haaglanden, wat een van de weigeringsgronden is. Eiser betoogt dat de Huisvestingsverordening in strijd is met de Huisvestingswet, maar de rechtbank oordeelt dat de verordening niet in strijd is met de wet en dat verweerder de aanvraag op basis van de verordening heeft mogen afwijzen. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van strijd met de Grondwet of internationale verdragen, en dat de belangen van de kinderen van eiser voldoende zijn meegewogen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de afwijzing van de urgentieverklaring in stand blijft.