In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn asielaanvraag. De aanvraag is bij besluit van 12 december 2023 niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser dient zich onmiddellijk te begeven naar het grondgebied van Bulgarije. De rechtbank heeft het beroep op 1 februari 2024 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Eiser, zijn gemachtigde, de tolk F. Said en de gemachtigde van de staatssecretaris waren aanwezig.
De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De staatssecretaris had de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser in Bulgarije internationale bescherming geniet. Eiser betoogt dat de staatssecretaris ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat hij in Bulgarije in een onmenselijke situatie verkeert. De rechtbank overweegt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Bulgarije in strijd met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest zal komen.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiser een zodanige band met Bulgarije heeft dat het redelijk is dat hij daarheen terugkeert. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om proceskostenvergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na verzending.