ECLI:NL:RBDHA:2024:13033

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
16 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.9233
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag en prematuur ingediende ingebrekestelling

In deze zaak heeft eiser op 6 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 20 november 2022 was ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft op 26 mei 2024 de asielaanvraag van eiser ingewilligd. Eiser heeft echter niet gereageerd op de vraag van de rechtbank of hij het beroep handhaaft. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat, aangezien de asielaanvraag is ingewilligd, eiser geen procesbelang meer heeft in het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft ook de vraag behandeld of verweerder moet worden veroordeeld in de proceskosten die door eiser zijn gemaakt.

Eiser heeft op 20 november 2022 een asielaanvraag ingediend, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigde op 20 mei 2023. De beslistermijn is echter verlengd met negen maanden, waardoor deze op 20 februari 2024 eindigde. Eiser heeft verweerder op 19 februari 2024 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat deze ingebrekestelling prematuur was, omdat de wettelijke beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep niet-ontvankelijk verklaard, en de uitspraak is openbaar gemaakt. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL24.9233

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.M. Polman),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

Eiser heeft op 6 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 20 november 2022.
Bij besluit van 26 mei 2024 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser alsnog ingewilligd.
Eiser heeft niet gereageerd op de vraag van de rechtbank of hij het beroep handhaaft.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de rechtbank

1. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag van eiser, wordt vastgesteld dat met de inwilliging van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen, zodat eiser gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb in zoverre geen procesbelang meer heeft. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. De vraag die resteert, is of verweerder moet worden veroordeeld in de door eiser gemaakte proceskosten.
2. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
3. Eiser heeft op 20 november 2022 een asielaanvraag ingediend. De wettelijke beslistermijn van zes maanden [2] zou in geval van eiser op 20 mei 2023 eindigen. Verweerder heeft met de inwerkingtreding van WBV 2022/22 [3] de beslistermijn met ingang van 27 september 2022 verlengd met negen maanden, waardoor deze voor eiser op 20 februari 2024 is geëindigd. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraken van 21 maart 2023 [4] geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig is. De rechtbank ziet geen reden om in deze zaak van dit oordeel af te wijken. De omstandigheid dat de Afdeling [5] prejudiciële vragen heeft gesteld [6] aan het Hof [7] , vormt geen aanleiding om de zaak aan te houden tot het Hof die vragen heeft beantwoord.
4. Eiser heeft verweerder op 19 februari 2024 in gebreke gesteld. Op dat moment was de wettelijke beslistermijn nog niet verstreken. Dat maakt dat de ingebrekestelling prematuur is ingediend en niet geldig is. Er bestaat daarom geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 13 augustus 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Besluit van 21 september 2022, nummer WBV 2022/22, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2022 nr. 25775; in werking getreden op 27 september 2022.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.Verwijzingsuitspraak 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4125.
7.Hof van Justitie van de Europese Unie.