ECLI:NL:RBDHA:2024:13410

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 augustus 2024
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
AWB 24/11074
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tegen overplaatsing naar meerderjarigenopvang en twijfel over leeftijdsregistratie

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoeker, een minderjarige asielzoeker, heeft bezwaar gemaakt tegen zijn overplaatsing naar een opvang voor meerderjarigen. Hij stelt dat hij ten onrechte als meerderjarig is aangemerkt door de minister van Asiel en Migratie, die zijn geboortedatum heeft gewijzigd op basis van informatie uit Italië. Verzoeker heeft op 29 oktober 2023 asiel aangevraagd en verklaard dat hij geboren is in 2007, maar de Italiaanse autoriteiten hebben hem geregistreerd met een geboortedatum van 2004. Dit heeft geleid tot zijn overplaatsing naar een meerderjarigenopvang per 11 juni 2024.

De voorzieningenrechter heeft op 2 augustus 2024 geoordeeld dat het COA had moeten wachten met de overplaatsing, omdat er concrete aanknopingspunten waren om te twijfelen aan de leeftijd van verzoeker. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker in zijn bezwaarschrift tegen de leeftijdswijziging heeft aangegeven dat hij beschikt over een originele geboorteakte, wat reden geeft om aan de leeftijdsregistratie te twijfelen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat verzoeker teruggeplaatst moet worden naar de minderjarigenopvang, waar hij de behandeling van zijn bezwaarschrift kan afwachten. Tevens is het COA veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.750,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/11074

uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 augustus 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , v-nummer [nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. R.P. Duijn),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, COa

(gemachtigde: mr. L.A van Els).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de overplaatsing van verzoeker naar een opvang voor meerderjarigen per 11 juni 2024. Hij vraagt te bepalen dat het COa overgaat tot terugplaatsing van verzoeker naar de minderjarigenopvang en dat hij gedurende de bezwaarprocedure verder wordt behandeld als minderjarige asielzoeker.
1.1.
Verzoeker heeft op 29 oktober 2023 een asielaanvraag ingediend en daarbij verklaard dat hij is geboren op [geboortedatum] 2007. Hij is vervolgens door het COa geplaatst in een minderjarigenopvang. De minister van Asiel en Migratie [1] heeft een onderzoek opgestart naar Italië omdat verzoeker daar zijn vingerafdrukken heeft achtergelaten. Uit dat onderzoek is naar boven gekomen dat verzoeker aan de Italiaanse autoriteiten een geboortedatum van [geboortedatum] 2004 heeft doorgegeven. Op basis van die informatie heeft de minister de leeftijd van verzoeker gewijzigd naar [geboortedatum] 2004. Tegen deze leeftijdswijziging heeft verzoeker op 4 juli 2024 bezwaar gemaakt.
1.2.
Verzoeker heeft op 6 juli 2024 ook bezwaar gemaakt bij het COa tegen de feitelijke handeling tot overplaatsing van verzoeker naar een meerderjarigenopvang. Hij heeft daarnaast een verzoek om voorlopige voorziening tegen deze feitelijke handeling ingediend. Over dat verzoek gaat deze uitspraak. De uitspraak gaat dus niet over het besluit van de minister.
1.3.
Het COa heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 23 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van het COa deelgenomen.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
2. De voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, kan op verzoek een voorlopige voorziening treffen als tegen een besluit bezwaar is gemaakt en onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1.
De voorzieningenrechter beantwoordt in deze procedure de vraag of het bezwaar van verzoeker tegen de feitelijke overdracht van verzoeker van een minderjarigenopvang naar een meerderjarigenopvang een redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter geeft in deze procedure een voorlopig rechtmatigheidsoordeel over het bestreden besluit. Als een besluit naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter onrechtmatig is, dan kan dat namelijk een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen.
2.2.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Het COa had aanleiding moeten zien om te wachten met het overplaatsen van verzoeker, omdat reden voor twijfel bestond over zijn leeftijd. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Had verzoeker in de gelegenheid gesteld moeten worden om een zienswijze in te dienen?
3. De feitelijke overplaatsing van een vreemdeling van de minderjarigenopvang naar de meerderjarigenopvang, zoals hier aan de orde, moet gelijk worden gesteld met een beschikking in de zin van artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. [2] Daarom staat tegen die feitelijke handeling bezwaar open bij het COa.
3.1.
De voorzieningenrechter beantwoordt in deze zaak niet de vraag of hier gelet op de gelijkstelling van de handeling met een beschikking, artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht op overeenkomstige wijze had moet worden toegepast. Deze vraag gaat de reikwijdte van een verzoek om een voorlopige voorziening te buiten en zal zo nodig beantwoord moeten worden door de rechtbank.
3.2.
Dat op deze vraag nu geen antwoord komt is ook niet bezwaarlijk. Verzoeker heeft namelijk in zijn bezwaarschrift alsnog zijn zienswijze kenbaar gemaakt. De voorzieningenrechter beoordeelt aan de hand daarvan of het COa had moeten wachten met het overplaatsen van de vreemdeling.
De aanleiding voor de overplaatsing
4. Verzoeker is met toepassing van werkinstructie 2023/6 (WI 2023/6) geschouwd door Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) en bij de IND. Het betreffen twee onafhankelijke sessies. Zowel de AVIM en de IND hebben in hun schouw geconcludeerd dat twijfel bestaat over de leeftijd van verzoeker. Op grond van een Eurodac-treffer heeft de minister contact opgenomen met de Italiaanse autoriteiten. De Italiaanse autoriteiten hebben op 15 januari 2024 laten weten dat zij verzoeker hebben geregistreerd met de naam [naam] met de geboortedatum [geboortedatum] 2004. Omdat verzoeker geen originele identificerende documenten heeft overgelegd en er geen leeftijdsonderzoek door verzoeker is opgestart heeft de minister vastgehouden aan de geboortedatum zoals die is opgegeven in Italië.
Mag het COa uitgaan van de leeftijdsregistratie door de minister?
5. Verzoeker betoogt dat hij ten onrechte op 11 juni 2024 is overgeplaatst naar een opvanglocatie voor meerderjarigen. Hij vraagt om de bezwaargronden tegen de leeftijdswijziging als gronden voor het treffen van een voorlopige voorziening te beschouwen. Het COa heeft een zelfstandige verantwoordelijkheid om rekening te houden met de specifieke opvangbehoeften van kwetsbare personen zoals minderjarigen [3] . Volgens verzoeker had het COa nader onderzoek moeten doen naar de specifieke opvangbehoefte van hem en had het COa bewust moeten zijn van hun verantwoordelijkheid om te handelen in het belang van het kind. Indien het COa deze verantwoordelijkheid niet neemt kan dit schadelijke gevolgen hebben voor verzoeker [4] . Tevens betoogt verzoeker dat onduidelijk is of zijn leeftijdsregistratie in Italië zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Volgens verzoeker valt een leeftijdsregistratie uit een andere lidstaat van de Europese Unie niet onder het interstatelijk vertrouwensbeginsel [5] . Ook benadrukt verzoeker dat aan zijn leeftijdsregistratie in Italië geen objectieve gegevens ten grondslag liggen, waardoor de minister niet had uit mogen gaan van de gegevens van de Italiaanse autoriteiten. Tot slot betoogt verzoeker op zitting dat het COa gezien de Afdelingsuitspraak [6] van 15 mei 2024 niet had mogen overgaan tot overplaatsing van verzoeker naar de meerderjarigenopvang. Verzoeker wijst op het feit dat hij bezwaarschrift heeft ingediend tegen de leeftijdswijziging bij de minister en een bezwaarschrift heeft ingediend tegen de feitelijke overplaatsing bij het COa. Tevens was er twijfel over de meerderjarigheid van verzoeker tijdens de schouwen. En heeft verzoeker inmiddels zijn originele geboorteakte bij de minister ingediend. Gezien deze omstandigheden waren er volgens verzoeker voldoende aanknopingspunten om te twijfelen aan de leeftijd van verzoeker en had het COa niet mogen overgaan tot overplaatsing.
5.1.
Het COa stelt zich op het standpunt dat de concrete aanknopingspunten om te twijfelen aan de leeftijdswijziging van verzoeker ontbreken. Volgens het COa blijkt uit de memo die de minister hen op 9 juli 2024 heeft toegezonden dat verzoeker zijn gestelde leeftijd niet met identificerende documenten heeft aangetoond en geen resultaat van een leeftijdsonderzoek heeft aangeleverd. Daaraan voegt het COa toe dat het aan verzoeker is om zijn gestelde minderjarige leeftijd aannemelijk te maken. Omdat verzoeker dit niet heeft gedaan mag het COa in beginsel uitgaan van de leeftijdsbepaling door de minister.
Daarnaast stelt het COa zich op het standpunt dat de wijze van leeftijdsbepaling bij de minister – waaronder de Eurodac-resultaten en de leeftijdsschouw – buiten de omvang van het geding vallen. Volgens het COa is het alleen aan hen om rekening te houden met de bijzondere opvangbehoeften van verzoeker en niet om zich uit te laten over de minderjarigheid en het handelen van de minister. Tevens heeft het COa rekening gehouden met de bijzondere opvangbehoefte van verzoeker. Zo is verzoeker verplaatst naar de locatie [plaats 1], wat slechts dertig kilometer is van zijn vorige opvanglocatie in [plaats 2]. Ook zijn er op de nieuwe opvanglocatie woonbegeleiders aanwezig die zich richten op de doelgroep van verzoeker, namelijk jongvolwassenenbegeleiders.
5.1.1.
Vervolgens brengt het COa naar voren dat verzoeker in de gronden voor de voorlopige voorziening alleen naar de bezwaargronden tegen de leeftijdswijziging van de minister verwijst en daardoor hoofdzakelijk de gronden voor de voorlopige voorziening tot het geschil met de minister behoren en hierdoor kan het verzoek niet leiden tot toewijzing van de voorlopige voorziening.
5.1.2.
Tot slot merkt het COa op dat er een nijpend gebrek is aan capaciteit binnen de minderjarigenopvang en de wettelijke en verdragsrechtelijke plicht van het COa om zorg te dragen voor de belangen van minderjarigen onverenigbaar is met het standpunt dat de gestelde minderjarigheid in de regel moet worden aangenomen tijdens de behandeling van de asielaanvraag.
5.2.
Het COa mag in beginsel uitgaan van de leeftijdsbepaling door de minister, tenzij een vreemdeling concrete aanknopingspunten naar voren heeft gebracht waaruit blijkt dat reden voor twijfel bestaat over zijn leeftijd, bijvoorbeeld als een vreemdeling te kennen heeft gegeven dat hij is opgekomen tegen de leeftijdsbepaling en op welke gronden hij dat heeft gedaan [7] . In dat geval moet het COa navraag doen bij de minister over de leeftijdsbepaling en daarover in samenspraak met de minister zelf een standpunt vormen in het kader van de opvangbehoeften van de vreemdeling.
5.2.1.
Het betoog van verzoeker slaagt. Het COa wijst er terecht op dat het navraag heeft gedaan bij de minister. Dat heeft het COa gedaan nadat het bezwaarschrift bij het COa is binnengekomen. De minister heeft daarop een memo aan het COa gezonden met uitleg waarom verzoeker wordt aangemerkt als meerderjarig. Deze memo doet echter niet af aan het feit dat verzoeker zowel in het bezwaarschrift tegen de overplaatsing als in het bezwaarschrift tegen de leeftijdswijziging heeft aangevoerd dat hij minderjarig is. In het bezwaarschrift aan de minister heeft verzoeker onder meer aangevoerd dat aan de registratie van verzoekers leeftijd in Italië geen objectieve gegevens ten grondslag liggen. Hij heeft hier niet mee volstaan, maar heeft daarbij ook aangevoerd te beschikken over een afschrift van de geboorteakte waaruit dat zou blijken. Op zitting heeft verzoeker meegedeeld nu te beschikken over een origineel uittreksel uit het geboorteregister. Het COa had in deze omstandigheden aanleiding moeten zien om te wachten met het overplaatsen van verzoeker, omdat reden voor twijfel bestond over de leeftijd van verzoeker [8] .
5.2.2.
De minister is weliswaar verantwoordelijk voor de leeftijdsbepaling, maar dat doet niet af aan de verantwoordelijkheid van het COa om te voorkomen dat het een minderjarige vreemdeling in een opvang voor meerderjarigen plaatst. In dit verband wijst de voorzieningenrechter in navolging van de Afdeling bestuursrechtspraak naar het arrest Darboe en Camara tegen Italië, waarin het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft overwogen dat de bevoegde autoriteiten van het beginsel van het vermoeden van de minderjarigheid moeten uitgaan, als er twijfel is over de leeftijd van een vreemdeling [9] .

Conclusie en gevolgen

6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Het treffen van een voorlopige voorzieningen betekent dat verzoeker moet worden teruggeplaatst naar de minderjarigenopvang en hij de behandeling van zijn bezwaarschrift daar mag afwachten.
6.1.
Omdat het verzoek van verzoeker wordt toegewezen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het COa in de proceskosten van verzoeker te veroordelen. De voorzieningenrechter stelt de hoogte van de proceskosten van verzoeker op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van een verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • bepaalt dat verzoeker moet worden teruggeplaatst naar de minderjarigenopvang en de behandeling van zijn bezwaarschrift daar mag afwachten;
  • veroordeelt het COa in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C.G.H. van der Holst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die in deze uitspraak ook wordt aangeduid als de minister.
2.Vergelijk ABRvS 15 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2011 onder 5.2.
3.Verzoeker verwijst naar artikel 21 en 22 van de Opvangrichtlijn.
4.Verzoeker verwijst naar de uitspraak van Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 25 juni 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:9885.
5.Verzoeker verwijst naar de uitspraak van de Rechtbank Den Haar, zittingsplaats Roermand, van 16 juni 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:9223.
6.Verzoeker verwijs naar ABRvS 15 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2011, r.o. 6.2.
7.Zie ABRvS 15 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2011 onder 6.1.
8.Vergelijk ABRvS 15 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2011 onder 6.2.
9.EHRM 21 juli 2022, Darboe en Camara tegen Italië, ECLI:CE:ECHR:2022:0721JUDO00579717, paragrafen 153 en 154 en ABRvS 15 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2011 onder 6.3.