ECLI:NL:RBDHA:2024:13899
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 4 juli 2024 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser heeft aangevoerd dat hij vreest voor refoulement bij overdracht aan Frankrijk en dat de minister ten onrechte uitgaat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank verklaart het beroep kennelijk ongegrond, wat betekent dat de overdracht aan Frankrijk kan plaatsvinden. De rechtbank oordeelt dat de minister zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen aanleiding is om de asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd dat hij bij overdracht aan Frankrijk een reëel risico loopt op een met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest strijdige behandeling. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bijzonder kwetsbaar is en dat de minister geen aanleiding had om de aanvraag in behandeling te nemen. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.