Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht de asielaanvraag niet in behandeling heeft genomen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en daarmee het oordeel van verweerder dat Polen verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Achtergrond
4. Eiser geeft aan dat hij de Iraakse nationaliteit heeft en is geboren op [datum] 1986. Hij heeft op 6 september 2022 een asielaanvraag in Nederland ingediend.
5. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening.Op grond van de Dublinverordening neemt verweerder een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.Uit onderzoek in Eurodacis gebleken dat eiser op 11 januari 2022 in Polen een asielaanvraag heeft ingediend. Verweerder heeft daarom de autoriteiten van Polen verzocht eiser terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, onder b, van de Dublinverordening. Op 29 september 2022 hebben de Poolse autoriteiten het terugnameverzoek geaccepteerd op grond van artikel 18, eerste lid, onder c, van de Dublinverordening.
6. In het arrest van het Hofvan 29 februari 2024zijn prejudiciële vragen beantwoord over het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Polen. Het interstatelijk vertrouwensbeginsel houdt in dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat de andere lidstaten een vreemdeling in overeenstemming met het EVRM, het Vluchtelingenverdrag en het Unierecht zullen behandelen. Uit het arrest volgt dat het uitgangspunt is dat pushbacks en bewaring aan de grens niet in de weg staan aan een overdracht in het kader van de Dublinverordening. Volgens het Hof is een overdracht alleen dan niet mogelijk als er een reëel risico bestaat dat een vreemdeling tijdens of na zijn overdracht zal worden onderworpen aan onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 van het Handvesten artikel 3 van het EVRM.
Beroepsgronden
7. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij stelt dat ten aanzien van Polen niet langer uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
8. Daarnaast stelt eiser dat overdracht aan Polen in zijn geval onevenredig hard is. Volgens eiser heeft verweerder ten onrechte niet gemotiveerd waarom in zijn zaak geen toepassing is gegeven aan artikel 17 van de Dublinverordening. Verweerder heeft eisers individuele omstandigheden niet apart meegenomen bij de beoordeling van de vraag of er omstandigheden zijn op grond waarvan verweerder de behandeling van het asielverzoek onverplicht aan zich dient te trekken. Die omstandigheden moeten niet alleen worden betrokken bij de vraag welke lidstaat verantwoordelijk is, maar ook bij de vraag naar toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening. Daarbij stelt eiser dat zijn medische situatie zich verzet tegen overdracht aan Polen. Eiser geeft aan dat hij kampt met depressieve gedachten en gevoelens en dat deze zijn gekoppeld aan de vrees te moeten terugkeren naar Polen.
Het interstatelijk vertrouwensbeginsel
9. Niet in geschil is dat eiser een asielaanvraag heeft gedaan in Polen. Ook eiser zelf erkent dat er daarmee een grondslag is voor overdracht aan Polen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten opzichte van Polen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, tenzij eiser aannemelijk maakt dat dit in zijn geval niet kan. Uit vaste rechtspraakvan het Hof volgt dat van een schending van artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest pas sprake is, als de door de vreemdeling aannemelijk gemaakte tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem structureel zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid hebben bereikt.
10. Eiser is er naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd aannemelijk te maken dat in zijn geval niet mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Uit algemene informatie blijkt dat Polen zich schuldig heeft gemaakt aan pushbacks en onrechtmatige detentie van derdelanders die niet rechtmatig en zonder documentatie de EU via het grondgebied van Polen inreizen. Het uitgangspunt is dat dit kwalificeert als fundamentele systeemfout in de asielprocedure. In de uitspraak van het Hof van 29 februari 2024 oordeelt het Hof dat dit op zichzelf niet in de weg staat aan de overdracht van een asielzoeker aan die lidstaat, zoals in het geval van eiser. Een overdracht is volgens het Hof wél uitgesloten als er ernstige, op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat eiser bij of na de overdracht aan Polen een reëel risico zou lopen om aan dergelijke praktijken te worden onderworpen en hij daardoor terecht zou kunnen komen in een met artikel 4 van het Handvest strijdige situatie.
10. Uit door eiser overgelegde stukken volgt dat hij in Polen gestraft is voor het illegaal inreizen en daarom in detentie is gezet. De situatie bij terugkeer is echter anders, omdat eiser gereguleerd wordt overgedragen als Dublinclaimant. Uit het arrest van het Hof volgt dat gekeken moet worden naar de situatie waarin eiser zich bij of na de overdracht aan Polen zou kunnen bevinden, en niet de situatie waarin hij zich bevond toen hij Polen aanvankelijk betrad.Hoewel hetgeen eiser heeft meegemaakt in Polen betreurenswaardig is, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij ook als Dublinclaimant te maken zal krijgen met (onrechtmatige) detentie. Op dit punt is niet gebleken van systeemfouten, zodat ook niet aannemelijk is gemaakt dat eiser bij overdracht een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. De Afdeling heeft op 4 september 2024 nogmaals bevestigd dat voor de overdracht van Dublinclaimanten aan Polen kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
12. Met het expliciete claimakkoord hebben de Poolse autoriteiten toegezegd de asielaanvraag van eiser inhoudelijk te behandelen. Zij zijn daarbij gebonden aan de geldende Europese asielrichtlijnen. Indien eiser van mening is dat Polen zijn verdragsverplichtingen niet nakomt, dan kan hij de Poolse autoriteiten om bescherming vragen.
12. Deze beroepsgrond van eiser slaagt niet.
Artikel 17 van de Dublinverordening
14. Als een lidstaat op grond van de criteria van de Dublinverordening niet verplicht is een asielaanvraag in behandeling te nemen, dan kan die lidstaat op grond van artikel 17 van de Dublinverordening een asielaanvraag ook onverplicht in behandeling nemen. Verweerder mag zelf bepalen wanneer hij van deze bevoegdheid gebruik maakt. In het beleid van verweerderstaat dat van deze bevoegdheid terughoudend gebruik wordt gemaakt, onder meer in de situatie dat bijzondere, individuele omstandigheden maken dat overdracht van onevenredige hardheid zou getuigen. De rechtbank moet daarom op dit punt terughoudend toetsen.
15. De eerdere ervaringen van eiser in Polen heeft verweerder al betrokken in het kader van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Verweerder hoefde daarom deze ervaringen niet opnieuw te beoordelen in het kader van artikel 17 van de Dublinverordening. Dit volgt ook uit de uitspraak van de Afdeling van 2 mei 2024.De uitspraken waarnaar eiser verwijst, maken dit oordeel niet anders. Verweerder heeft de ervaringen van eiser immers wel degelijk betrokken en geconcludeerd dat de situatie voor Dublinclaimanten anders is.Als verweerder zou oordelen dat de eerdere ervaringen van zulk gewicht zijn dat overdracht aan Polen van onevenredig hardheid getuigt, zou het oordeel, mede gebaseerd op diezelfde ervaringen, dat ten opzichte van Polen van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, niet begrijpelijk zijn.
16. Als overige bijzondere, individuele omstandigheid heeft eiser genoemd dat er ten aanzien van hem een terugkeerbesluit naar Irak is. Ook heeft hij een inreisverbod opgelegd gekregen voor het Schengengebied. Dit moet volgens eiser eveneens apart worden beoordeeld. Voor zover eiser hiermee bedoelt dat hij in Polen geen beroepsmogelijkheden meer heeft, speelt dit geen rol in het kader van artikel 17 van de Dublinverordening. Daarbij heeft Polen met het claimakkoord gegarandeerd het asielverzoek van eiser in behandeling te nemen.
16. Uit het door eiser overgelegde medisch dossier blijkt dat eiser onder meer te kampen heeft met depressiviteit. Uit het dossier blijkt niet van een acute suïcidedreiging. Ook blijkt niet dat zijn gezondheidssituatie een gevolg is van iets wat hij heeft meegemaakt in Polen. Uit de overgelegde informatie blijkt verder ook niet dat eiser in een zodanig slechte gezondheid verkeert, dat de voorgenomen overdracht aan Polen op zichzelf al een reëel en bewezen risico vormt op een aanzienlijke onomkeerbare achteruitgang van zijn gezondheidstoestand. Verder is niet gebleken dat eiser in Polen geen medische zorg kan krijgen. Daarbij zijn er geen aanwijzingen dat Nederland het meest aangewezen land is voor de medische behandeling van eiser. Niet is gebleken dat eiser een medische behandeling nodig heeft die hij alleen in Nederland kan krijgen. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder ervan uitgaan dat de noodzakelijke medische zorg voor eiser beschikbaar is in Polen. Op grond van artikel 32 van de Dublinverordening worden door verweerder waar nodig relevante medische gegevens aan Polen doorgegeven voor overdracht. Daarmee worden de belangen van eiser voldoende gewaarborgd.
18. Verweerder heeft in redelijkheid kunnen beslissen dat geen sprake is van bijzondere individuele omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden afgezien van overdracht aan Polen. Deze beroepsgrond slaagt niet.