ECLI:NL:RBDHA:2024:15446

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
NL23.19450 en NL23.83
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor Turkse zelfstandige

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, gericht op arbeid als zelfstandige. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 5 december 2022, en het bezwaar daartegen bleef ongegrond na een besluit op 6 juni 2023. De rechtbank heeft de zaak op 29 februari 2024 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat eiser niet heeft voldaan aan het documentatievereiste, zoals vastgelegd in de Vreemdelingencirculaire, en dat zijn ondernemingsplan niet voldoende onderbouwd was. Eiser heeft geen geldige mvv en voldoet niet aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning als zelfstandig ondernemer. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser krijgt geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.19450 (beroep)
NL23.83 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , eiser/verzoeker,

hierna: eiser,
V-nummer: [#] ,
(gemachtigde: mr. B. Aydin),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. van Dam).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met het als doel ‘arbeid als zelfstandige bij ‘ [naam bedrijf] ’. Ook beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van eiser om een voorlopige voorziening.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 5 december 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 6 juni 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2. De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 29 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser, [naam] als tolk en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Achtergrond
4. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1992 en de Turkse nationaliteit te hebben. Eiser heeft op 21 september 2022 een aanvraag ingediend voor het verrichten van arbeid als zelfstandige bij [naam bedrijf] . De eenmanszaak [naam bedrijf] bestaat sinds 8 maart 2022 en eiser is sinds 1 september 2022 eigenaar van de onderneming. Eiser heeft ter zitting verklaard nog geen werkzaamheden te hebben verrichten voor zijn bedrijf omdat hij formeel nog niet mag werken.
Wat is het standpunt van verweerder?
5. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen omdat eiser niet beschikt over een geldige mvv [1] en niet wordt vrijgesteld van dit vereiste. Verweerder heeft zich, samengevat, op het standpunt gesteld dat eiser niet heeft voldaan aan het documentatievereiste zoals vastgelegd in paragraaf B6/4.5 van de Vc [2] en bijlage 8aa van het VV [3] en dat eiser hier ook geen goede verklaring voor heeft gegeven. Volgens verweerder bevat het ondernemingsplan niet alle benodigde gegevens en is het niet met voldoende stukken onderbouwd. Omdat er gegevens ontbreken kan niet worden beoordeeld of de onderneming levensvatbaar is. Eisers aanvraag is niet voor advies voorgelegd aan de RvO [4] , omdat die dienst door het gebrek aan stukken niet kan beoordelen of eiser met zijn bedrijfsactiviteiten een wezenlijk Nederlands belang dient. Het bezwaar is volgens verweerder kennelijk ongegrond, waardoor eiser niet op het bezwaar hoefde te worden gehoord.
5.1
Het ondernemingsplan bevatte volgens het primaire besluit niet alle benodigde gegevens omdat het volgende ontbrak:
- persoonlijke gegevens van de ondernemer(s);
- het product of de dienst en wat het unieke daarvan is;
- een marktanalyse toegespitst op het eigen product of dienst. De marktanalyse moet minimaal informatie over de kenmerken van de specifieke markt, de doelgroep, de concurrentie (het onderscheidend vermogen), potentieel marktaandeel, marketing, risico’s en prijsbeleid bevatten;
- de organisatie;
- de (openings)balans;
- de omzet- en liquiditeitsprognose inclusief berekeningen;
- een specificatie en begroting arbeidscreatie en investeringen (indien aanwezig).
Daarnaast was het ondernemingsplan volgens verweerder ook niet met voldoende stukken onderbouwd. De volgende stukken ontbraken:
- branchegegevens van de specifieke markt, waarop de onderneming zich richt;
- prognoses van balansen, omzetten en resultaten;
- concrete (omvang in tijd en geld) intentieverklaringen van toekomstige opdrachtgevers;
- overeenkomsten voor opdracht;
- gegevens ter onderbouwing van de competenties van de ondernemer(s) zoals:
-referenties en arbeidsovereenkomst(en) van de voormalige dienstbetrekking(en)
- behaalde diploma’s;
- BTW aangiftes en –beschikkingen;
- definitieve jaarrekeningen van afgesloten boekjaren;
- tussentijdse balansen en exploitatieoverzichten;
- aangiftes en aanslagen inkomstenbelasting;
- loonaangiften van personeel en arbeidsovereenkomsten;
- gespecificeerde verkoopfacturen;
- inkoopfacturen, alleen facturen die betrekking hebben op:
- inkoopwaarde van de omzet (dat zijn kosten gemaakt en gerelateerd aan de omzet);
- investeringen (kosten gemaakt om het bedrijf te kunnen uitoefenen);
- bankafschriften van de zakelijke rekening;
- Exploitatiecijfers van meerdere jaren voorafgaand aan de overname van de onderneming, zoals de definitieve balans en resultatenrekening op moment van de overname de onderneming.
5.2
Eiser heeft in bezwaar enkel een SGK-overzicht overgelegd om zijn werkervaring in Turkije te onderbouwen. Echter heeft verweerder hierover opgemerkt dat deze onleesbaar is. Omdat de ontbrekende stukken niet in bezwaar zijn overgelegd, heeft verweerder zich ook in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat nog steeds niet aan het documentatievereiste voldaan.
Wat is het toetsingskader?
6. Een aanvraag voor een reguliere verblijfsvergunning wordt afgewezen wanneer de vreemdeling niet beschikt over een geldig mvv voor het doel in verband waarmee hij de vergunning wil verkrijgen. In eisers geval is dat het verrichten van arbeid als zelfstandige. Een vreemdeling kan worden vrijgesteld van het mvv-vereiste bij de aanvraag van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het doel het verrichten van arbeid als zelfstandige, als de vreemdeling voldoet aan de wettelijke voorwaarden die voor een vergunning voor dit doel gelden. Deze voorwaarden zijn opgenomen in artikel 16 van de Vw [5] en verder uitgewerkt in artikel 3.30 van het Vb [6] , artikel 3.20a, vierde lid, van het VV en paragraaf B6/4.5 van de Vreemdelingencirculaire. Een vreemdeling komt alleen in aanmerking voor verblijf als zelfstandig ondernemer als er met zijn activiteiten een wezenlijk Nederlands belang wordt gediend. De Minister van Economische Zaken, gedelegeerd aan de RvO, kan beoordelen of er sprake is van een wezenlijk economisch belang. De RvO kan deze beoordeling alleen maken als er een volledig en met stukken onderbouwd ondernemingsplan wordt voorgelegd. Uit Bijlage 8aa van het VV en paragraaf B6/4.5 van de Vc blijkt welke documenten moeten worden overgelegd, dit wordt ook wel het documentatievereiste genoemd, mits de vreemdeling daar redelijkerwijs over kan beschikken. Dat het documentatievereiste gesteld mag worden is door de Afdeling in meerdere uitspraken bevestigd [7] , zo ook in de recente uitspraken van 6 juli 2023. Verweerder mag een aanvraag afwijzen, zonder de RvO om advies te vragen, als er geen of onvolledig onderbouwd ondernemingsplan wordt overgelegd.
Moet de zaak worden aangehouden?
7. Eisers gemachtigde heeft ter zitting verzocht om aanhouding in verband met een behandeling van, naar gesteld, een soortgelijke zaak door de meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam waarvan de zitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2024. Eiser acht de uitkomst van deze zaak van belang voor zijn procedure. Ter zitting heeft gemachtigde toegelicht dat de uitspraak was verwacht op de dag van eisers zitting, maar dat de beslistermijn met zes weken is verlengd.
7.1
De rechtbank ziet geen aanleiding om het aanhoudingsverzoek toe te wijzen. Er zijn onvoldoende aanknopingspunten naar voren gebracht waaruit blijkt dat de uitspraak in die zaak moet worden afgewacht. De rechtbank ziet ook gelet op wat er in deze zaak is ingebracht, en wordt besproken in het onderstaande, geen reden tot aanhouding.
Heeft verweerder eisers ondernemingsplan inhoudelijk beoordeeld?
8. Eisers stelling dat verweerder buiten zijn bevoegdheid treedt omdat hij het ondernemingsplan inhoudelijk heeft getoetst, terwijl deze bevoegdheid is voorbehouden aan het RvO, volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft beoordeeld of de aanvraag van eiser voldoet aan het documentatievereiste. Deze beoordeling gaat over de vraag of de aanvraag voldoende is onderbouwd en is geen inhoudelijke toetsing aan het criterium ‘wezenlijk Nederlands belang’. Voor de beoordeling of de aanvraag met de gevraagde stukken is onderbouwd, is geen specifieke deskundigheid vereist en van een inhoudelijke beoordeling van het ondernemingsplan door verweerder is geen sprake. De beroepsgrond slaagt niet.
Kan verweerder het documentatievereiste tegenwerpen?
9. Eiser heeft gesteld dat een op de onderneming toegespitste markt- en concurrentieanalyse niet ontbreekt voor aanvragen in de bouwbranche, omdat het RvO in die gevallen geen belang hecht aan het werkgebied of de regio waarbinnen de onderneming werkzaam is. Uit de uitspraken van de Afdeling van 6 juli 2023 blijkt echter expliciet dat verweerder een eigen onderbouwde markt- en concurrentieanalyse mag eisen. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank daarom ook mogen beoordelen of eisers ondernemingsplan compleet was.
9.1.
De rechtbank stelt vast dat eiser niet gemotiveerd heeft betwist dat het overgelegde ondernemingsplan niet aan de gestelde eisen voldoet en niet is onderbouwd met de benodigde documenten. Hoewel eiser nog niet feitelijk is begonnen met zijn werkzaamheden binnen zijn bedrijf, mocht van eiser wel verwacht worden dat hij meer stukken had kunnen overleggen. Informatie zoals prognoses van balansen, omzetten en resultaten, branchegegevens van de specifieke markt waar eisers onderneming zich op richt, intentieverklaringen van toekomstige opdrachtgevers en gegevens ter onderbouwing van eisers competenties, kunnen immers ook van een startende onderneming worden verwacht. Nu ook die stukken ontbreken heeft eiser al niet voldaan aan het documentatievereiste.
9.2.
De rechtbank is verder van oordeel dat eisers beroep op een zevental positieve RvO-adviezen uit andere zaken ook niet slaagt. Verweerder heeft daarover terecht opgemerkt dat niet is gebleken dat er sprake is vergelijkbare zaken. Daarnaast dient, zoals ook uit de RvO-adviezen blijkt, elke zaak op zijn eigen merites te worden beoordeeld. Daarbij komt dat verweerder in het verweerschrift van 23 februari 2024 terecht heeft opgemerkt dat eiser in zijn ondernemingsplan niets heeft ingevuld ten aanzien van zijn investeringsplan, financieringsplan en openingsbalans. De rechtbank volgt verweerders tegenwerping omdat ook van een beginnend ondernemer mag worden verwacht dat zulke informatie wordt overgelegd. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat er evident niet is voldaan aan het documentatievereiste, omdat de RvO op deze manier niet de levensvatbaarheid van eisers onderneming kan beoordelen. Ook gelet daarom slaagt eisers verwijzing naar de RvO-adviezen niet.
9.3.
Het beroep dat eiser heeft gedaan op de standstill-bepaling kan naar het oordeel van de rechtbank ook niet slagen. Eiser heeft namelijk niet toegelicht waarom het feit dat enkele zaken wel ter beoordeling bij het RvO zijn voorgelegd en deze niet, in strijd is met de standstill-bepaling in het Associatierecht met Turkije.
9.4.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat het ondernemingsplan onvolledig is en met onvoldoende stukken is onderbouwd en de RvO daarom niet kan beoordelen of met eisers bedrijfsactiviteiten een wezenlijk Nederlands belang wordt gediend. Daaruit vloeit voort dat eiser niet heeft aangetoond dat hij voldoet aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning voor verblijf als zelfstandig ondernemer en dus ook terecht niet is vrijgesteld van het mvv-vereiste. De beroepsgrond slaagt niet.
Had verweerder eiser moeten horen in bezwaar?
10. De rechtbank is van oordeel dat gelet op hetgeen hiervoor is overwogen er geen sprake is van een schending van de hoorplicht. De rechtbank verwijst hierbij naar de Afdelingsuitspraak van 6 juli 2023 [8] waaruit volgt dat als een vreemdeling de vereiste stukken niet heeft overgelegd en geen verklaring heeft gegeven waarom hij daarover niet de beschikking kan krijgen, het minder in de rede ligt dat de vreemdeling wordt uitgenodigd voor een hoorzitting. Verweerder heeft in het primaire besluit aangegeven op welke punten de aanvraag onvoldoende is onderbouwd en welke stukken eiser nog moest overleggen. Nu eiser in bezwaar de gevraagde stukken niet, dan wel onvolledig heeft overgelegd, stond op voorhand vast dat het bezwaar niet tot een ander besluit kon leiden. Eiser heeft in bezwaar ook niet deugdelijk gemotiveerd over welke gevraagde stukken hij redelijkerwijs (nog) niet de beschikking kan krijgen en waarom eiser geen deugdelijke markt- en concurrentieanalyse kon overleggen. Onder deze omstandigheden hoefde verweerder niet over te gaan tot horen om eiser nogmaals aan te sporen de benodigde stukken over te leggen. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat sprake was van een kennelijk ongegrond bezwaar en dat hij op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht van horen in bezwaar kon afzien.
Conclusie en gevolgen van het beroep
11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser niet in het bezit wordt gesteld van een verblijfsvergunning. Eiser krijgt ook het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Voorlopige voorziening
12. Nu de rechtbank beslist op het beroep, en dit ongegrond verklaart, is er geen reden meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst daarom het verzoek daartoe af. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. A. Molenkamp-Lopar, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Vreemdelingencirculaire 2000.
3.Voorschrift vreemdelingen.
4.Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
5.Vreemdelingenwet 2000.
6.Vreemdelingenbesluit 2000.