ECLI:NL:RBDHA:2024:15626

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
30 september 2024
Zaaknummer
NL24.28715
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en kwetsbaarheid van eiser in het kader van Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 10 september 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag op 17 juli 2024 afgewezen, met het argument dat Kroatië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 27 augustus 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk. De rechtbank oordeelt dat de minister ten onrechte heeft aangenomen dat Kroatië de juiste verantwoordelijke staat is, gezien de kwetsbaarheid van eiser, die doofstom is en hartproblemen heeft. De rechtbank stelt vast dat eiser niet in staat is om adequaat te communiceren en dat er onvoldoende garanties zijn dat hij de nodige medische zorg en ondersteuning in Kroatië zal ontvangen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van de minister, waarbij de minister wordt opgedragen om een nieuw besluit te nemen dat rekening houdt met de kwetsbaarheid van eiser. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan eiser, die zijn vastgesteld op € 875,-.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.28715
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. L.M. Weber),
en

de minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: mr. J.R. Vreijsen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 17 juli 2024 niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 27 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, B. Ghaly als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Kroatië een verzoek om terugname gedaan. Kroatië heeft dit verzoek aanvaard.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
5. Eiser voert aan dat ten aanzien van Kroatië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser verwijst hiertoe naar meerdere passages van het AIDA rapport van 10 juni 2024, het rapport van Solidarite Frontieres van
28 juni 2023, het maandelijkse BVNM rapport over augustus 2023, van 25 september 2023, het rapport van de Swiss Refugee Council van december 2021 en het rapport van USDOS van 23 april 2024. Verder verwijst eiser naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam van 17 juli 20242, waarin is geoordeeld dat er nader onderzoek nodig is naar het risico dat Dublinterugkeerders slachtoffer worden van pushbacks en naar het tekort in opvangplekken. In deze uitspraak wordt verder verwezen naar de brief van Centre for Peace Studies van 19 januari 2024. Hierin gaat de CPS in op de positie van Dublinterugkeerders inclusief de toegang tot de procedure en het risico op pushbacks. Eiser verwijst verder naar de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch van 6 augustus 20243 die ook als (voorlopig) oordeel heeft gegeven dat de minister zonder nader onderzoek niet uit kan gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Verder heeft eiser verklaard over politiegeweld, detentie en een slechte behandeling in Kroatië.
6. De rechtbank overweegt dat de minister in zijn algemeenheid ten aanzien van lidstaten mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft dit over Kroatië geoordeeld in zijn uitspraak van 1 juni 20234 en onlangs nog bevestigd in de uitspraken van 19 juni 20245, 25 juni 20246 en 31 juli 2024.7 Dat betekent dat de minister, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, ervan uit mag gaan dat de Kroatische autoriteiten het unierecht en met name de door dat recht erkende grondrechten in acht nemen. Het is daarom in beginsel aan eiser om aannemelijk te maken dat hij bij overdracht aan Kroatië, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Kroatische autoriteiten, een reëel risico loopt op een behandeling die strijdig is met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest). Daarvan is sprake in geval de vreemdeling aannemelijk maakt dat er structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem zijn, die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken.
7. De rechtbank oordeelt dat eiser hier niet in is geslaagd. Over de vermelding in het AIDA-rapport update 2023 dat 97% van de asielzoekers in Kroatië binnen 3 dagen weer doorreist, heeft de minister op de zitting terecht gezegd dat dit allerlei redenen kan hebben, en dat hieruit niets kan worden afgeleid over de situatie voor Dublinclaimanten. Verder heeft de minister op de zitting gewezen op de uitspraak van de Afdeling van 31 juli 2024, waarin de Afdeling de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch, van
17 juni 2024 heeft bevestigd en de motivering onder 7 van de uitspraak heeft overgenomen. Daar overweegt de rechtbank over het lage inwilligingspercentage:
2 NL24.22621 en NL24.22622 (niet gepubliceerd).

Dat er ten opzichte van het aantal ingediende asielaanvragen in 2022 en een deel van 2023 slechts een klein aantal is ingewilligd, maakt op zichzelf niet dat geconcludeerd dient te worden dat Kroatië zijn internationale verplichtingen niet nakomt. Dit biedt immers te weinig informatie om enige conclusie aan te verbinden, laat staan dat hieruit volgt dat sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure.
De rechtbank is het daarmee eens.
8. Over het gestelde risico op pushbacks overweegt de rechtbank als volgt. In de aangehaalde stukken is geen eenduidige informatie opgenomen waaruit blijkt dat Dublinterugkeerders risico lopen op pushbacks. De conclusie in de brief van CPS “
From all of the above-mentioned reasons, as well as the fact that asylum seekers returned to Croatia according to Dublin Regulation cannot be distinguished from other asylum seekers present in Croatia, it cannot be ruled out that the Dublin returnees could also fall victim to pushbacks” is onvoldoende om aan te nemen dat Dublinclaimanten een reëel risico lopen slachtoffer worden van pushbacks. In de brief worden geen concrete voorbeelden gegeven van pushbacks van personen die op grond van de Dublinverordening aan Kroatië zijn overgedragen. Verder blijkt uit het AIDA-rapport update 2023 ook niet dat Dublinterugkeerders te maken krijgen met pushbacks. In de stukken is ook onvoldoende onderbouwing te vinden voor de stelling dat de opvangcapaciteit zodanig ernstig tekort schiet dat sprake is van structurele tekortkomingen die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken. De (grote) aantallen asielzoekers en Dublinclaimanten die in de stukken worden genoemd en worden gerelateerd aan het (geringe) aantal opvangplekken, leidt niet zonder meer tot de conclusie dat sprake moet zijn van grote tekorten in de opvang. De verblijfsduur in opvang is volgens de informatie erg kort, zodat niet alle asielzoekers die worden geregistreerd tegelijkertijd in de opvang verblijven. In het AIDA-rapport update 2023, p. 93 en 97 is immers opgenomen dat volgens het ministerie de gemiddelde verblijfsduur “
(…) in the Reception Centre in 2023 was less than 3 days, with the largest number of people leaving the Centre within 24 hours of arrival.” Hierbij is ook vermeld dat Kroatië ook in 2023 nog als doorreisland werd aangemerkt. Bovendien volgt uit het AIDA- rapport update 2023, p. 57 en 58 dat Dublinterugkeerders in beginsel zonder problemen worden toegelaten tot de asielprocedure. Ook blijkt uit de brieven van CPS en het AIDA- rapport update 2023 dat de Kroatische autoriteiten zich inzetten om opvangplaatsen te creëren, en zich dus niet onverschillig opstellen. Verder geven de overgelegde stukken geen wezenlijk ander beeld van de opvangomstandigheden in Kroatië dan volgt uit de informatie die de Afdeling heeft betrokken bij zijn uitspraak van 1 juni 2023. Ook is niet gebleken dat klagen bij voorkomende problemen onmogelijk of zinloos is.
9. Het voorgaande betekent dat de minister mocht uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Kroatië. Er is geen sprake van een motiveringsgebrek. De beroepsgrond slaagt niet.
Kwetsbaarheid
10. Eiser voert aan dat hij (bijzonder) kwetsbaar is, gelet op zijn doofstomheid, zijn hartproblemen waarvoor hij medicatie gebruikt, zijn analfabetisme en het gebrek aan een sociaal netwerk. Eiser kan alleen middels een gebarentolk en een schakeltolk communiceren. Eiser heeft in Kroatië meegemaakt dat hij geen water heeft gekregen voor het innemen van zijn medicatie. Hij kan in de praktijk niet klagen, omdat hij niet kan praten. In Kroatië zijn problemen met de beschikbaarheid van tolken, wat volgt uit het AIDA
rapport, update 2023, p. 43. Verder blijkt uit het AIDA rapport, update 2023, p. 56, dat er bij aankomst op de luchthaven van Zagreb geen speciale formaliteiten zijn voor de registratie van personen die worden teruggestuurd op basis van de Dublinverordening. Er is geen andere behandeling of procedure voor kwetsbare personen. Ook is er een tekort aan medisch personeel.
11. De minister stelt zich primair op het standpunt dat eiser niet kwetsbaar danwel bijzonder kwetsbaar is. Subsidiair, als eiser wel als (bijzonder) kwetsbaar moet worden aangemerkt, ligt het op de weg van eiser om in zijn individuele geval aannemelijk te maken dat hij medische zorg nodig heeft en dat er niet voldoende medische voorzieningen zijn. Zijn verwijzing naar algemene informatie, die niet wezenlijk anders is dan eerder overgelegde informatie, is onvoldoende voor het vragen van individuele garanties. Eiser heeft hiertoe geen begin van bewijs geleverd. Ter zitting heeft de minister in dit kader verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg van 6 oktober 20238, wat volgens de minister een vergelijkbare situatie betreft. Ook wijst de minister in dit kader op de uitspraak van de Afdeling van 19 juni 2024, waarin is overwogen dat Médecins du monde zijn werkzaamheden heeft hervat.
11. De rechtbank overweegt allereerst dat eiser kwetsbaar is in de zin van artikel 21, eerste lid, van de Opvangrichtlijn, gelet op zijn doofstomheid (waardoor hij niet praat), zijn hartproblemen, zijn analfabetisme en het gebrek aan een sociaal netwerk in Kroatië. De volgende vraag is of eiser de nodige medische zorg en ondersteuning kan krijgen in Kroatië. In beginsel mag de minister, op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan uitgaan dat de nodige medische zorg en ondersteuning in Kroatië beschikbaar is.
12.1.
Eiser heeft in het kader van de beschikbaarheid van de tolken gewezen op het AIDA rapport, update 2023, pagina 43:

Up to now, interpreters were not professionally trained and interpretation is not done by accredited interpreters in the majority of cases. Many of them are native speakers, however some of them are not fluent in the Croatian language. Usually, persons who simply possess the requested language skills are contracted by the Ministry of Interior. Nevertheless, there is a lack of interpreters, especially for some specific languages.
12.2.
Dit beeld komt overeen met de verklaringen van eiser over zijn eigen ervaringen in Kroatië, dat hij meerdere keren heeft geprobeerd water te vragen voor het innemen van medicatie maar dit niet heeft gekregen. In zijn correcties en aanvullingen heeft eiser aangevuld dat er geen advocaat en tolk beschikbaar was en geen brochure met informatie.
12.3.
De rechtbank merkt op dat in het AIDA rapport niet specifiek gesproken wordt over een tekort aan gebarentolken. Echter, dit is zulke specifieke informatie dat van eiser in redelijkheid niet verwacht kan worden dat hij met een rapport aannemelijk maakt dat een gebarentolk niet beschikbaar is. De rechtbank acht het namelijk aannemelijk dat een specifiek rapport over de beschikbaarheid van gebarentolken in Kroatië er niet is. De rechtbank is daarom van oordeel dat in dit geval de bewijslat over de beschikbaarheid van gebarentolken lager ligt in die zin dat eiser niet met een rapport aannemelijk hoeft te maken dat een gebarentolk niet beschikbaar is, omdat eiser anders in een onmogelijke bewijspositie
zou komen te verkeren. Eiser heeft wel verklaard dat hij heeft ervaren dat in Kroatië voor hem geen tolk beschikbaar was. Ook heeft hij verklaard dat hij tevergeefs heeft geprobeerd om water te vragen voor het innemen van medicatie. Gelet op de combinatie van de kwetsbaarheid van eiser (die er niet alleen uit bestaat dat eiser doof is, maar ook dat hij niet kan praten en dat hij medicatie nodig heeft in verband met hartproblemen) en zijn ervaringen zoals hiervoor genoemd, zijn naar het oordeel van de rechtbank individuele garanties vereist om te garanderen dat eiser een geschikte tolk zal krijgen en, met hulp van een tolk, de nodige medische zorg zal ontvangen.
12.4.
De uitspraak waar de minister ter zitting naar heeft verwezen, van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg van 6 oktober 2023, betreft naar het oordeel van de rechtbank een andere situatie, omdat in dit geval eiser kwetsbaar is in de zin van artikel 21 van de Opvangrichtlijn. De beroepsgrond van eiser slaagt.
Artikel 17 van de Dublinverordening
13. Eiser voert aan dat sprake is van onevenredige hardheid als eiser wordt overgedragen aan Kroatië. Eiser is in Kroatië onderworpen aan mensenrechtenschendingen, waar hij psychisch letsel aan over heeft gehouden. Eiser heeft hartproblemen en hij is doofstom. Hij kan alleen met een gebarentolk en een schakeltolk communiceren. In Nederland heeft hij een vriend die voor hem kan tolken die hij sinds zijn jeugd al kent.
14. De rechtbank overweegt als volgt. Zoals hiervoor is overwogen, heeft de minister eiser ten onrechte niet aangemerkt als kwetsbaar in de zin van artikel 21 van de opvangrichtlijn. Hierdoor is sprake van een motiveringsgebrek in de beoordeling of er sprake is van bijzondere en individuele omstandigheden en of die maken dat de overdracht van eiser aan Kroatië van onevenredige hardheid getuigt, zoals is neergelegd in
paragraaf C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000. Bij deze beoordeling kan de algemene situatie in Kroatië van belang zijn, gelet op de kwetsbaarheid van eiser. De minister dient daarom opnieuw te motiveren waarom geen sprake is van bijzondere en individuele omstandigheden en of die maken dat de overdracht van eiser aan Kroatië van een onevenredige hardheid getuigt.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het motiveringsbeginsel. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien of om een bestuurlijke lus toe te passen. De reden daarvoor is dat de minister nader onderzoek zal moeten doen en de zaak daarna opnieuw zal moeten beoordelen. Er zijn daarom verschillende uitkomsten van de zaak mogelijk. Ook kan geen inschatting worden gemaakt van de tijd die de minister voor het een en ander nodig zal hebben. Het toepassen van een bestuurlijke lus is daarom niet efficiënt of doelmatig.
15.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat de minister een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak.
15.2.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.
De minister moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 875,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 17 juli 2024;
  • draagt de minister op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
10 september 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.