ECLI:NL:RBDHA:2024:15839
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om verlening van machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De aanvraag is op 25 augustus 2023 ingediend, en de minister had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen, dus uiterlijk op 23 februari 2024, een besluit moeten nemen. Eiseres heeft de minister op 21 maart 2024 rechtsgeldig in gebreke gesteld, waarna het beroep op 22 april 2024 is ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep tijdig is ingediend en kennelijk gegrond is.
De rechtbank oordeelt dat de minister niet op tijd heeft beslist en legt een termijn van twee weken op voor het nemen van een besluit. In dit geval is er sprake van een bijzonder geval, waardoor de rechtbank een langere termijn kan opleggen. De rechtbank bepaalt dat de minister binnen acht weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen, met de mogelijkheid tot verlenging tot twintig weken indien nader onderzoek nodig is. Tevens wordt een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.
Eiseres verzoekt ook om vaststelling van de verbeurde bestuurlijke dwangsommen, die door de rechtbank zijn vastgesteld op € 1.442. Daarnaast wordt de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50, en tot vergoeding van het griffierecht van € 187. De uitspraak is gedaan op 1 oktober 2024 door rechter E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van griffier E.C. Jacobs, en is openbaar gemaakt.