ECLI:NL:RBDHA:2024:16076
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om verlening van machtiging tot voorlopig verblijf
Op 2 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak waarbij eiser, vertegenwoordigd door mr. I.M. van Kuilenburg, beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf. Eiser had zijn aanvraag op 31 oktober 2023 ingediend, en de minister had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 een beslistermijn van 90 dagen, die was verlengd met drie maanden, waardoor de uiterste beslisdatum op 29 april 2024 viel. Eiser heeft de minister op 30 april 2024 in gebreke gesteld, en het beroep is op 27 mei 2024 ingediend, wat tijdig was.
De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was, omdat de minister niet binnen de gestelde termijn had beslist. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken, met een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 7.500. Daarnaast is de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50 en moet het door eiser betaalde griffierecht van € 187 worden vergoed.
De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht en eerdere uitspraken die van belang zijn voor de beoordeling van de zaak. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.