ECLI:NL:RBDHA:2024:16384

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
9 oktober 2024
Zaaknummer
NL23.38918
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.A.J. de Jong - Nibourg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Ethiopische eiseres met betrekking tot vervolging op basis van etniciteit en HIV-status

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, wordt het beroep van een Ethiopische eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, afkomstig uit Addis Abeba, heeft op 21 juni 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris op 8 december 2023 als ongegrond is afgewezen. De staatssecretaris heeft de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiseres erkend, waarin zij beschrijft dat zij in juni 2020 is opgepakt en mishandeld vanwege haar etniciteit als lid van de Tigray bevolkingsgroep. Echter, de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris op goede gronden heeft gesteld dat de situatie voor Tigreeërs in Addis Abeba sinds november 2022 is verbeterd, en dat er geen gegronde vrees voor vervolging bestaat bij terugkeer naar Ethiopië. De rechtbank wijst erop dat eiseres geen concrete aanknopingspunten heeft aangedragen om te twijfelen aan de informatie uit het Algemeen Ambtsbericht Ethiopië, dat de verbeterde situatie voor Tigreeërs bevestigt. Eiseres heeft ook geen overtuigend bewijs geleverd dat zij bij terugkeer te maken zal krijgen met stigmatisering vanwege haar HIV-status. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.38918

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. Jankie),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. N. Hamzaoui).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres heeft op 21 juni 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 8 december 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond. Aan haar wordt geen reguliere vergunning of uitstel van vertrek verleend. Eiseres dient Nederland binnen vier weken te verlaten en naar Ethiopië terug te keren.
1.1.
Eiseres heeft op 12 december 2023 beroep ingesteld tegen deze afwijzing.
1.2.
In een aanvullend besluit van 24 mei 2024 heeft de staatssecretaris alsnog aan eiseres voorlopig uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Eiseres heeft hierdoor rechtmatig verblijf in de periode van 24 mei 2024 tot 24 november 2024 op grond van artikel 8, aanhef en onder j, van de Vw 2000. Ter zitting heeft de staatssecretaris toegelicht dat daarmee het terugkeerbesluit in het bestreden besluit is ingetrokken.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 29 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, D. Haillemariam als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

Wat oordeelt de rechtbank?
2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000. De staatssecretaris heeft daarbij ook (ambtshalve) bepaald dat eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Zij stelt van Ethiopische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag] 1980. Sinds 2006 woonde zij in Addis Abeba. In Ethiopië is een politiek conflict ontstaan tussen de huidige en de vorige machthebbers. De vorige machthebbers waren afkomstig uit Tigray, net als eiseres. Na de machtswisseling nam de haat en agressie toe. Door zowel de overheid als de maatschappij werden mensen van Tigray komaf vervolgd, mishandeld en uitgemaakt voor oplichters en landverraders. Zij hebben ook de schuld gekregen van de moord op een bekende artiest. Eiseres heeft zelf ook vanwege haar etniciteit problemen ondervonden. Zij had een kledingzaak en een eetgelegenheid. Als zij geen smeergeld zou betalen, zou haar winkel worden geplunderd. Zij heeft daarom meerdere malen smeergeld betaald. In juni 2020, na de moord op een bekende artiest, is haar winkel vernield en is eiseres opgepakt en naar de gevangenis gebracht. Daar is zij vernederd, uitgescholden, beledigd, bespuugd en verkracht. Zij heeft ongeveer een week in de gevangenis doorgebracht en is daarna vrijgelaten. Vanwege de traumatische gebeurtenissen en de situatie voor Tigreeërs in Ethiopië kon eiseres zich niet meer staande houden en heeft zij het land op 16 juni 2021 verlaten. Bij aankomst in Europa bleek dat zij besmet is geraakt met HIV.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst.
  • Arrestatie en detentie in juni 2020.
5.1.
De staatssecretaris stelt zich hierover op het standpunt dat de door eiseres gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst en haar arrestatie en detentie in juni 2020 geloofwaardig zijn. Toch blijkt volgens de staatssecretaris uit de verklaringen van eiseres niet dat zij bij terugkeer naar Ethiopië een gegronde vrees heeft voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of dat sprake is van een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar haar land van herkomst. Reden daarvoor is dat de situatie voor Tigreeërs in Addis Abeba sinds november 2022 is gewijzigd. Dat eiseres behoort tot de Tigray bevolkingsgroep is volgens de staatssecretaris daarom op zichzelf onvoldoende grond om haar aan te merken als vluchteling, omdat geen sprake is van vervolging van Tigreeërs in Ethiopië enkel vanwege het behoren tot deze bevolkingsgroep. Daarnaast zijn vrouwen die behoren tot de Tigray bevolkingsgroep niet (langer) als kwetsbare minderheidsgroep aangemerkt. Eiseres is volgens de staatssecretaris ook niet erin geslaagd om aannemelijk te maken dat zij vanwege haar etniciteit bij terugkeer te vrezen heeft voor vervolging. Er is volgens de staatssecretaris geen aanleiding om aan te nemen dat zij in de negatieve aandacht van de autoriteiten staat. Eiseres komt daarom volgens de staatssecretaris niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vw 2000.
5.2.
Eiseres komt volgens de staatssecretaris bovendien niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, omdat geen sprake is van familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
5.3.
Verder heeft de staatssecretaris aan eiseres geen uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vw 2000 en aan haar een terugkeerbesluit opgelegd. In het aanvullende besluit van 24 mei 2024 is de staatssecretaris naar aanleiding van nieuwe medische informatie hiervan teruggekomen. Bij dit aanvullende besluit heeft de staatssecretaris alsnog aan eiseres uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000 verleend, in afwachting van de ambtshalve beoordeling van de toepassing van dit artikel. Het terugkeerbesluit is daarbij eveneens ingetrokken.
Het oordeel van de rechtbank
De herhaling van de zienswijze
6. Eiseres verzoekt allereerst om de inhoud van de zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen.
6.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding om dit verzoek van eiseres aan te merken als beroepsgrond waarop zij moet ingaan. De staatssecretaris is in het bestreden besluit gemotiveerd ingegaan op de zienswijze van eiseres. Het is daarom aan eiseres om aan te geven waarom de reactie van de staatssecretaris op de zienswijze in het bestreden besluit niet juist of niet toereikend is. Het voornoemde algemene standpunt van eiseres is daarvoor onvoldoende. De rechtbank richt zich dus alleen op wat eiseres in haar (aanvullend) beroepschrift concreet heeft aangevoerd en zal daar, voor zover van belang, hierna op ingaan.
Gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer
7. Eiseres voert aan dat zij veel heeft meegemaakt en dat haar persoonlijke ervaringen en die van haar gemeenschap niet noodzakelijk in lijn hoeven te zijn met situatie zoals deze is omschreven in de brief aan de Tweede Kamer van 18 april 2023 waarin wordt gewezen op de verbeterde situatie voor etnisch Tigreeërs in heel Ethiopië. Haar vrees voor vervolging is gebaseerd op concrete incidenten die zij heeft meegemaakt en die niet volledig worden weerspiegeld in de algemene verbetering van de situatie. Verder stelt eiseres dat het feit dat Tigreeërs niet langer als kwetsbare minderheidsgroep worden beschouwd niet automatisch betekent dat individuen binnen deze groep geen risico lopen. Eiseres loopt bij terugkeer naar Ethiopië wel degelijk een groot risico. Haar persoonlijke ervaringen, waaronder haar verblijf in Ethiopië terwijl zij ondergedoken zat na de arrestatie, haar legale maar niet probleemloze uitreis en de vertraging bij het vernieuwen van haar paspoort betekent niet noodzakelijk dat haar terugkeer vrij is van gevaarlijke consequenties. Ter onderbouwing van haar vrees voor vervolging verwijst eiseres naar het “Report of the International Commission of Human Rights Experts on Ethiopia” van 14 september 2023 van het Mensenrechtencomité van de Verenigde Naties (het rapport van het Mensenrechtencomité). Zij stelt dat hieruit blijkt dat de situatie voor Tigreeërs niet is verbeterd sinds het vredesakkoord van november 2022 tussen Ethiopië en het TPLF (Tigray People’s Liberation Front). Daarnaast stelt eiseres dat zij bij terugkeer naar Ethiopië vanwege haar HIV-besmetting te maken zal krijgen met stigmatisering en uitsluiting.
7.1.
Uit artikel 31, vijfde lid, van de Vw 2000 volgt dat het feit dat de vreemdeling in het verleden al is blootgesteld aan vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of ernstige schade als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b, van de Vw 2000 of dat hij hiermee rechtstreeks is bedreigd, een duidelijke aanwijzing is dat de vrees van de vreemdeling voor die vervolging gegrond is en het risico op die ernstige schade reëel is, tenzij er goede redenen zijn om aan te nemen dat die vervolging of die ernstige schade zich niet opnieuw zal voordoen. Volgens paragraaf 4.1. onderdeel a, van Werkinstructie 2014/10, kunnen die goede redenen bijvoorbeeld zijn dat de eerdere daders niet meer aanwezig zijn in het land van herkomst of dat de situatie in het land van herkomst in aanzienlijke mate is verbeterd. De bewijslast om aan te nemen dat die vervolging of die schending van artikel 3 van het EVRM zich niet opnieuw zal voordoen ligt in dat geval bij de staatssecretaris. Het is aan de staatssecretaris om te motiveren dat het niet aannemelijk is dat de vreemdeling opnieuw het slachtoffer zal worden van een met artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling. De rechtbank vindt hiervoor steun in de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 december 2017. [1]
7.2.
De staatssecretaris heeft het relaas van eiseres geloofwaardig geacht. Daarmee gelooft de staatssecretaris - kort samengevat - dat eiseres vanwege het behoren tot de Tigray bevolkingsgroep in juni 2020 in Addis Abeba is opgepakt en naar de gevangenis gebracht, waar zij is vernederd, uitgescholden, beledigd, bespuugd en verkracht.
7.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich echter op goede gronden en voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat er voldoende redenen zijn om aan te nemen dat deze feiten zich niet opnieuw zullen voordoen.
7.4.
Zo heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat uit het Algemeen Ambtsbericht Ethiopië van 31 januari 2024 (AAB) en de Beslisnota bij Kamerbrief inzake het landenbeleid Ethiopië van 2 april 2024 blijkt dat de situatie voor Tigreeërs in Addis Abeba aanzienlijk is verbeterd. Zo vermeldt het AAB dat volgens verschillende bronnen de leefsituatie voor Tigreeërs in Addis Abeba in de verslagperiode sterk is verbeterd, onder meer omdat de negatieve aandacht van de autoriteiten radicaal en abrupt is verschoven van de Tigreeërs naar de Amhara en de Eritreeërs. Deze omslag in de behandeling van Tigreeërs wordt volgens het AAB verklaard door het feit dat premier Abiy zijn doelwit had veranderd. Hij had zijn doel om de Tigrese elite te verzwakken bereikt en richtte zich nu op de Amhara. Daartoe had hij rust aan het Tigrese front nodig. Volgens verschillende bronnen is ook langzaam gewerkt aan het herstel van banen en huizen die Tigreeërs gedurende het conflict kwijtgeraakt waren. Het AAB vermeldt verder dat volgens een vertrouwelijke bron de zeer duidelijke verbetering van de leefomstandigheden voor Tigreeërs in Addis Abeba mede kan worden verklaard door het feit dat tijdens het conflict in Tigray vooral de Amhaarse bevolking de Tigreeërs negatief had behandeld. Het feit dat de Amhaarse bevolkingsgroep in Addis Abeba in de verslagperiode juist onder vuur lag, temperde hun negatieve behandeling van de Tigreeërs, aldus het AAB.
7.5.
De rechtbank is vervolgens van oordeel dat eiseres met haar verwijzing naar de inhoud van het rapport van het Mensenrechtencomité, geen concrete aanknopingspunten naar voren heeft gebracht om te twijfelen aan wat het AAB vermeldt. In de beroepsgronden heeft eiseres volstaan met een verwijzing naar het gehele rapport en ter zitting heeft eiseres deze verwijzing desgevraagd meer geconcretiseerd. Volgens eiseres volgt uit de “Summary” op pagina 1 en uit de “Introduction” (hoofdstuk I) op pagina 2 van dit rapport dat sprake is van onveilige situatie voor Tigreeërs. De rechtbank volgt eiseres daarin niet, althans niet voor Tigreeërs in Addis Abeba. Voornoemde passages uit het rapport van het Mensenrechtencomité zijn daarvoor te algemeen en geven geen inzicht in de situatie van Tigreeërs in Addis Abeba omdat deze passages niet zijn toegespitst op deze specifieke groep. Voor zover eiseres ter zitting ook heeft verwezen naar hoofdstuk VII van dit rapport van het Mensenrechtencomité stelt de rechtbank vast dat deze passage betrekking heeft op de periode van november 2020 tot het vredesakkoord in november 2022. Daarmee bevat deze passage geen informatie over de situatie na november 2022, waarop het AAB nu juist wel betrekking heeft. Tot slot ziet de rechtbank ook in hoofdstuk VIII “Ongoing violations and concerns: Key themes” van dit rapport geen aanknopingspunten dat de situatie voor Tigreeërs in Addis Abeba niet zou zijn verbeterd. Daar waar in dit hoofdstuk wordt gesproken over Tigreeërs gaat het immers niet specifiek om Tigreeërs in Addis Abeba.
7.6.
De uitspraken waarnaar eiseres heeft verwezen leiden evenmin tot een ander oordeel, nu ze dateren van voor het AAB en geen betrekking hebben op vreemdelingen uit Addis Abeba. [2] De enige uitspraak die dateert van na het AAB, die van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam [3] , kan eiseres voorts niet baten omdat de landeninformatie waarop de rechtbank zich in die zaak heeft gebaseerd ziet op de situatie in de regio’s Tigray en Amhara en niet op de situatie in Addis Abeba.
7.7.
Daarmee heeft de staatssecretaris zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat de situatie voor Tigreeërs in Addis Abeda in aanzienlijke mate is verbeterd.
7.5.
De staatssecretaris heeft tevens terecht gesteld dat eiseres nog een jaar na de vrijlating uit gevangenschap in Addis Abeda is verbleven en dat zij gedurende deze periode geen problemen heeft ondervonden. Dat dit kan worden verklaard omdat eiseres in die periode zou zijn ondergedoken, volgt de rechtbank niet. Uit de verklaringen van eiseres blijkt immers dat zij in die periode afwisselend heeft verbleven in de woning bij haar echtgenoot en in de woning van haar moeder. Op dit laatste adres stond eiseres ook ingeschreven. In zoverre was eiseres gemakkelijk vindbaar, zodat van onderduiken geen sprake was. Dat zij aangeeft veelal binnen te zijn verbleven gedurende deze periode, maakt dat niet anders omdat dit onverlet laat dat eiseres op deze plekken eenvoudig traceerbaar was.
7.6.
Ook heeft de staatssecretaris naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte bij het bestreden besluit betrokken dat eiseres geen noemenswaardige problemen heeft ervaren bij haar legale uitreis. Het enkele feit dat eiseres, zoals zij heeft verklaard, langer dan anderen moest wachten op de afgifte van haar paspoort is onvoldoende om aan te nemen dat eiseres bij terugkeer naar Ethiopië heeft te vrezen voor vervolging of een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Vast staat dat aan eiseres een paspoort is verstrekt waarmee zij legaal kon uitreizen. Dat zij bij haar uitreis is gecontroleerd is eveneens onvoldoende om aan te nemen dat eiseres in de negatieve belangstelling staat van de Ethiopische autoriteiten. Eiseres heeft immers het land vervolgens probleemloos kunnen verlaten. Daarnaast heeft de staatssecretaris niet ten onrechte aan eiseres tegengeworpen dat de moeder van eiseres en haar echtgenoot na het vertrek van eiseres ook niet door de autoriteiten zijn benaderd of anderszins problemen hebben ondervonden.
7.7.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat eiseres haar stelling dat zij bij terugkomst naar Ethiopië vanwege haar HIV besmetting te maken zal krijgen met stigmatisering en uitsluiting niet nader heeft onderbouwd met landeninformatie, ook niet nadat eiseres ter zitting daarnaar expliciet is gevraagd. De enkele stelling dat dit zou blijken uit een rapport van USDOS, acht de rechtbank onvoldoende. Het is immers aan eiseres om dit standpunt te onderbouwen aan de hand van concrete landeninformatie. Al om die reden gaat de rechtbank aan dit betoog voorbij.
7.8.
Daarmee is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat niet aannemelijk is geworden dat eiseres bij terugkeer naar Ethiopië, en meer specifiek naar Addis Abeba, een gegronde vrees heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 8 van het EVRM
8. Eiseres voert tot slot aan dat de band met haar in Nederland wonende zus en diens kinderen zeer sterk is. Haar zus is de enige die weet dat eiseres besmet is met HIV en zij wil voor eiseres zorgen. Verder wijst eiseres ook in dit verband erop dat mensen met HIV in Ethiopië worden gediscrimineerd, gemarginaliseerd en verstoten. Eiseres stelt dat zij in Ethiopië zal geen werk en onderdak zal kunnen vinden en dat zij daar bovendien niet beschikt over een veilig en sociaal netwerk dat haar kan steunen. Volgens eiseres moeten deze omstandigheden worden betrokken bij de beoordeling van haar aanvraag.
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat niet is gebleken van een familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie met haar meerderjarige zus. De enkele stelling dat zij een sterke band hebben en dat haar zus voor eiseres wil zorgen is daarvoor niet voldoende. Verder heeft de staatssecretaris bij zijn standpunt terecht betrokken dat de zus van eiseres al sinds 2015 in Nederland verblijft. Bovendien heeft eiseres, zoals hiervoor al is overwogen, haar stelling dat zij bij terugkomst naar Ethiopië vanwege haar HIV-besmetting te maken zal krijgen met stigmatisering en uitsluiting niet nader onderbouwd. Ook heeft zij niet onderbouwd gesteld dat zij in Ethiopië geen sociaal netwerk zou hebben, waarbij de rechtbank opmerkt dat volgens haar verklaringen zowel haar echtgenoot als haar moeder nog in Ethiopië verblijft. Daarmee heeft de staatssecretaris zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM.

Conclusie en gevolgen

9. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. de Jong - Nibourg, rechter, in aanwezigheid van mr. drs. B.E.C. Bertens, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 13 juni 2024
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.