ECLI:NL:RBDHA:2024:16453

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.37470
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in relatie tot België

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 oktober 2024 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank oordeelde dat België verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser had aangevoerd dat er structurele problemen zijn in de opvang van asielzoekers in België, waardoor hij als niet-kwetsbare alleenstaande man geen opvang zou kunnen krijgen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling en dat de opvangsituatie in België, zoals beschreven in eerdere uitspraken, voldoende is om het interstatelijk vertrouwensbeginsel te handhaven.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser eerder opvang had in België en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer niet opnieuw in de opvang of bij zijn moeder terecht zou kunnen. De vergelijking die eiser maakte met de opvangsituatie in Nederland werd door de rechtbank verworpen, omdat de situatie in Nederland niet relevant was voor de beoordeling van de verantwoordelijkheid van België. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.37470
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.C.A. Koen),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. R.A. Mandersloot).

Procesverloop

Bij besluit van 25 september 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat België verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 9 oktober 2024 op zitting behandeld in Breda. Eiser is, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat België verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. In geschil is of ten aanzien van België van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser stelt dat in België sprake is van structurele problemen in de opvang van asielzoekers waardoor hij, als niet-kwetsbare alleenstaande man, in België geen opvang zal kunnen verkrijgen.
2. Uit de uitspraak van de Afdeling [1] van 13 maart 2024 [2] volgt dat verweerder ten aanzien van België in beginsel mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. In deze uitspraak is de opvangsituatie in België meegenomen en het rapport van AIDA met de update van 2022 over België, waar eiser een beroep op heeft gedaan. Eisers heeft zijn stelling dat er te weinig plekken zijn in de nood- en daklozenopvang en dat hij geen toegang zal hebben tot de basisvoorzieningen, onvoldoende onderbouwd. Uit de uitspraak van de Afdeling blijkt dat asielzoekers toegang hebben tot sanitaire, voedsel-, medische en juridische voorzieningen. Verder is van belang dat eiser heeft verklaard dat hij opvang had in België en dat hij voor zijn vertrek naar Nederland al geruime tijd bij zijn moeder verbleef. [3] Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer niet opnieuw in de opvang of bij zijn moeder terecht zal kunnen. Er is dan ook geen sprake van een fundamentele systeemfout die de bijzondere drempel van zwaarwegendheid bereikt. Het beroep van eiser op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, leidt niet tot een ander oordeel omdat eiser, anders dan in die zaak, wel opvang had in België. [4] Daarnaast heeft verweerder hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
3. Eisers vergelijking met de opvangsituatie Nederland houdt evenmin stand. Dat in Nederland mogelijk sprake is van een noodtoestand voor wat betreft de opvang, terwijl de situatie in Nederland volgens eiser beduidend minder erg is dan in België, is onvoldoende voor de conclusie dat ten aanzien van België niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
4. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2.ECLI:NL:RVS:2024:896, en met dezelfde strekking de uitspraak van 27 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2631.
3.Pagina 6 en 7 van het verslag aanmeldgehoor Dublin van 1 augustus 2024.
4.Tussenuitspraak van 19 juli 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:11372 en einduitspraak van 21 augustus 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:13861.