ECLI:NL:RBDHA:2024:16457

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.3868
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen kennisgeving gewijzigde identiteitsgegevens in bestuursrechtelijke procedure

Op 10 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerdere uitspraak van 5 juni 2024. In de aangevallen uitspraak had de rechtbank het beroep van de geopposeerde, de minister van Asiel en Migratie, kennelijk gegrond verklaard. Dit gebeurde naar aanleiding van een bezwaar van de geopposeerde tegen een kennisgeving van gewijzigde identiteitsgegevens van 1 december 2023, die onterecht niet-ontvankelijk was verklaard. De opposant, de minister, heeft op 11 juli 2024 verzet aangetekend tegen deze uitspraak, zonder verzoek om een zitting. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:55, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overwoog dat de eerdere uitspraak ten onrechte was gedaan zonder zitting, omdat er redelijke twijfel bestond over de vraag of de kennisgeving van wijziging van de leeftijdsregistratie een besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb. De opposant voerde aan dat de vereenvoudigde afdoening op basis van artikel 8:54 van de Awb niet terecht was, en dat er divergerende jurisprudentie bestond. De rechtbank volgde het standpunt van de opposant en verklaarde het verzet gegrond, waardoor de eerdere uitspraak verviel. De rechtbank besloot het onderzoek te hervatten in de stand waarin het zich bevond voordat de aangevallen uitspraak werd gedaan, en de zaak zal alsnog op een zitting worden behandeld.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.3868

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, opposant
tegen de uitspraak van de rechtbank van 5 juni 2024 in het geding tussen
opposant
en

[geopposeerde] , geopposeerde,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: [gemachtigde] ),

Procesverloop

Bij uitspraak van 5 juni 2024 (de aangevallen uitspraak) heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beroep kennelijk gegrond verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet gedaan op 11 juli 2024.
Opposant heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:55, vierde lid, van de Awb.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van geopposeerde kennelijk gegrond verklaard. De reden hiervoor was dat de rechtbank tot de conclusie was gekomen dat het bezwaar van geopposeerde tegen de “kennisgeving gewijzigde identiteitsgegevens” van 1 december 2023 onterecht niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat opposant een nieuw besluit moet nemen.
2. Artikel 8:54 van de Awb biedt de mogelijkheid tot vereenvoudigde afdoening als het eindoordeel in de zaak buiten redelijke twijfel staat. In verzet beoordeelt de rechtbank alleen of er redelijke twijfel mogelijk was over het oordeel in de aangevallen uitspraak.
3. Opposant voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat het beroep ten onrechte vereenvoudigd is afgedaan op grond van artikel 8:54 van de Awb. Volgens opposant dient er in redelijkheid geen twijfel mogelijk te zijn over de uitkomst van het beroep. Dit kennelijkheidscriterium dient dan ook strikt te worden toegepast. Opposant verwijst hierbij naar twee uitspraken van de Centrale Raad van Beroep. [1] Bovendien stelt opposant dat sprake is van divergerende jurisprudentie en dat in het verweerschrift van 16 april 2024 is vermeld dat opposant in afwachting is van Afdelingsuitspraken [2] in eerdere procedures. Tot slot stelt opposant dat vereenvoudigd afdoen langs deze weg zorgt voor ongerechtvaardigd onderscheid zonder mogelijkheid op een andersluidende uitkomst, nu deze uitspraak niet vatbaar is voor hoger beroep.
4. De rechtbank volgt het standpunt van opposant. Het gaat hier over de vraag of een kennisgeving van wijziging van de leeftijdsregistratie een besluit is, als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb. Niet kan worden gezegd dat er redelijkheid geen twijfel mogelijk is over het antwoord op deze rechtsvraag. Daarom is in de aangevallen uitspraak ten onrechte met toepassing van artikel 8:54 van de Awb zonder zitting beslist op het beroep. Het verzet is gegrond. Dat betekent dat de aangevallen uitspraak vervalt. De rechtbank zal het onderzoek in de stand hervatten waarin dat zich bevond voordat de aangevallen uitspraak werd gedaan. De zaak wordt hierna alsnog op een zitting behandeld.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 10 oktober 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van A.S.J.I. Hendrickx, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.CRvB 20 maart 2001, nr. 98/8055 AKW, JB 2001/118, ECLI:NL:CRVB:2001:AB1725 en CRvB 29 maart 2007, nr. 06/4196 WWB, RSV.
2.Uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.