ECLI:NL:RBDHA:2024:16539

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
11 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.15380
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie

In deze zaak heeft eiseres op 8 november 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na een lange periode zonder besluit, heeft eiseres op 22 maart 2023 de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Vervolgens heeft zij op 23 mei 2023 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De rechtbank heeft op 9 november 2023 het beroep gegrond verklaard en de minister opgedragen binnen acht weken een besluit te nemen. Echter, op 9 april 2024 heeft eiseres opnieuw beroep ingesteld omdat de minister wederom niet tijdig heeft beslist.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is verstreken en dat het beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank heeft de minister een nieuwe termijn van vier weken gegeven om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd, met een maximum van € 7.500,-, om de minister te prikkelen tot het nemen van een besluit. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 437,50.

De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens en openbaar gemaakt op 11 oktober 2024. De rechtbank heeft de minister veroordeeld in de proceskosten en benadrukt dat het niet tijdig beslissen aan de minister kan worden toegerekend, ondanks de capaciteitsproblemen die er zijn.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.15380

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres,

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. W. Volkers),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister.

Procesverloop

Eiseres heeft op 8 november 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
Bij brief van 22 maart 2023 heeft eiseres de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. Eiseres heeft vervolgens op 23 mei 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Bij uitspraak van 9 november 2023 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep gegrond verklaard. In die uitspraak staat dat de minister binnen acht weken moet beslissen op de aanvraag van eiseres.
Eiseres heeft op 9 april 2024 opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Bij uitspraak van 9 november 2023 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag gegrond verklaard. In die uitspraak heeft de rechtbank de minister een nieuwe beslistermijn van acht weken opgelegd. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn om op de aanvraag van eiseres te beslissen is verstreken.
5. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
6. Omdat het beroep gegrond is, zal de rechtbank, gelet op de jurisprudentie ter zake (ECLI:NL:RVS:2022:3352 en ECLI:NL:RVS:2022:3353) een rechterlijke dwangsom opleggen en met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b van de Awb bepalen dat de minister alsnog een besluit bekend dient te maken op de asielaanvraag van eiser. In de uitspraak van 8 juli 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1560) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het 8+8-wekenmodel passend geacht.
7. De rechtbank is van oordeel dat ook in de gevallen waarin, zoals hier, de bovengrens van 21 maanden, zoals in die uitspraak benoemd, is overschreden het van belang blijft dat de beslissing op zorgvuldige wijze wordt genomen. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 9 november 2023 een termijn van acht weken opgelegd, maar dit heeft tot op heden niet geleid tot een besluit op de aanvraag van eiseres. Omdat in het geval van eiseres niet is gebleken van bijzondere door de minister aangevoerde omstandigheden, acht de rechtbank het thans niet onmogelijk voor de minister om op zorgvuldige wijze binnen vier weken een besluit te nemen. Dit betekent dat de minister binnen vier weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend moet maken.
8. De rechtbank ziet aanleiding om in deze zaak opnieuw, met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb, een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van
€ 7.500,- op te leggen. De rechtbank acht deze dwangsom redelijk. Daarbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. De dwangsom is bedoeld als prikkel om het bestuursorgaan te bewegen een besluit te nemen. In de meeste gevallen is een dwangsom van €100,- per dag met een maximum van € 7.500,- daarvoor voldoende. In geval van een weigerachtige houding om een besluit te nemen behoort een extra prikkel in de vorm van een verhoging van het bedrag per dag tot de mogelijkheden. [1] In dit geval ziet de rechtbank geen aanleiding voor zo’n verhoging. Daarbij is van belang dat niet is gebleken van een weigerachtige houding in die zin dat verweerder geen besluit wenst te nemen, maar dat sprake is van – algemeen bekende – capaciteitsproblemen, die ertoe leiden dat er niet tijdig wordt beslist. Omdat het bestaan van die problemen niet wegneemt dat het niet tijdig beslissen aan de minister kan worden toegerekend én de vreemdeling wel belang heeft en houdt bij een spoedige beslissing op haar aanvraag is de rechtbank van oordeel dat een dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van € 7.500,- redelijk is.
9. De rechtbank veroordeelt de minister in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op binnen vier weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat de minister aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.https://www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/beleidslijn-beroepen-niet-tijdig-vr.pdf.