ECLI:NL:RBDHA:2024:16553
Rechtbank Den Haag
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen uitspraak over niet tijdig beslissen op asielaanvraag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 11 oktober 2024 uitspraak gedaan in het verzet van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 13 augustus 2024. De opposant had beroep ingesteld omdat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig had beslist op zijn asielaanvraag, ingediend op 24 december 2022. De rechtbank had het beroep gegrond verklaard en de minister opgedragen om uiterlijk 19 november 2024 een besluit te nemen. De opposant heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, waarbij hij betoogde dat de opgelegde beslistermijn van acht weken na de uitspraak onterecht was en dat de rechtbank niet voldoende had gemotiveerd waarom deze termijn was gekozen.
De rechtbank heeft het verzet behandeld op 5 september 2024, waarbij alleen de gemachtigde van de minister aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat het verzet tijdig was ingesteld en dat de eerdere uitspraak zonder zitting was gedaan, omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opposant zich niet richtte tegen de gegrondverklaring van het beroep, maar enkel tegen de termijn die was opgelegd aan de minister. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te oordelen dat de uitspraak zonder nader onderzoek niet had mogen plaatsvinden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzet ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak in stand blijft. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.