In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 9 oktober 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag tot wijziging van het verblijfsdoel van haar verblijfsvergunning beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie had eerder de aanvraag afgewezen, maar verklaarde het bezwaar van eiseres gegrond en wijzigde de verblijfsvergunning naar niet-tijdelijke humanitaire gronden, met een ingangsdatum van 18 maart 2024. Eiseres betwistte deze ingangsdatum en stelde dat deze 29 januari 2023 had moeten zijn, omdat zij op dat moment al voldeed aan de vereisten voor de nieuwe verblijfsvergunning. De rechtbank oordeelde dat de minister onterecht had gesteld dat eiseres pas op de hoorzitting aannemelijk had gemaakt dat zij slachtoffer was van huiselijk geweld. De rechtbank concludeerde dat eiseres met de overgelegde stukken, waaronder verklaringen van zorgprofessionals, aannemelijk had gemaakt dat zij eerder aan de vereisten voldeed. De rechtbank stelde de ingangsdatum van de nieuwe verblijfsvergunning vast op 9 februari 2024 en vernietigde het bestreden besluit van de minister voor zover het de ingangsdatum betrof. Tevens werd de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres.