In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 21 augustus 2024 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 10 oktober 2024 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door een gemachtigde en een tolk.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Dublinverordening bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Bulgarije gedaan, dat is aanvaard. Eiseres voerde aan dat de minister haar had moeten horen over haar bezwaren tegen de overdracht naar Bulgarije, maar de rechtbank oordeelt dat de minister niet onzorgvuldig heeft gehandeld door dit niet te doen.
Eiseres stelde ook dat de minister de Bulgaarse autoriteiten volledig had moeten informeren over haar zwangerschap en de geboorte van haar dochter. De rechtbank oordeelt dat de minister alleen informatie hoeft te verstrekken die relevant is voor de beoordeling van de verantwoordelijkheidscriteria onder de Dublinverordening. De rechtbank concludeert dat de minister niet verplicht was om de zwangerschap te vermelden in het claimverzoek.
Tot slot oordeelt de rechtbank dat de minister niet verplicht was om individuele garanties te vragen aan Bulgarije vanwege de kwetsbaarheid van eiseres en haar dochter. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zonder aanvullende garanties geen zorg- en opvangvoorzieningen zal ontvangen in Bulgarije. De rechtbank veroordeelt de minister tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.750,-.