ECLI:NL:RBDHA:2024:16785
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning op grond van de Afsluitingsregeling voor Iraaks gezin met kinderen
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 12 april 2024, wordt het beroep van een Iraaks gezin tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een verblijfsvergunning op grond van de Afsluitingsregeling langdurig verblijvende kinderen behandeld. De rechtbank beoordeelt ook het verzoek om een voorlopige voorziening. De aanvraag van het gezin, dat sinds oktober 2015 in Nederland verblijft, werd afgewezen omdat eiser niet voldeed aan de 5-jaarstermijn voor de peildatum. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de kinderen onvoldoende zijn meegewogen in de afweging van verweerder, maar dat de afwijzing van de aanvraag niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM. De rechtbank concludeert dat de belangenafweging in het nadeel van eisers is uitgevallen, en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering rechtvaardigen. Het beroep wordt ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard.