ECLI:NL:RBDHA:2024:17368
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring en voortduren van de maatregel in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die aan eiser, een Algerijnse nationaliteit, was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. De maatregel van bewaring was op 27 februari 2024 opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het beroep op 18 oktober 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren via telehoren vanuit het detentiecentrum Rotterdam. De minister was vertegenwoordigd door haar gemachtigde.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 13 september 2024. Eiser stelt dat er geen zicht op uitzetting is, aangezien hij bijna 8 maanden in bewaring zit en coöperatief is geweest. De rechtbank concludeert echter dat er wel degelijk zicht op uitzetting is, gezien de toezegging van de Algerijnse autoriteiten om een noodzakelijke documentatie te verstrekken. Eiser heeft bovendien de plicht om Nederland te verlaten en heeft onvoldoende medewerking verleend aan zijn uitzetting.
De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende voortvarend heeft gehandeld en dat de maatregel van bewaring rechtmatig voortduurt. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.