ECLI:NL:RBDHA:2024:17373

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.37352 en AWB 24/15020
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen plaatsingsbesluit en vrijheidsbeperkende maatregel van asielzoekster in Handhavings- en Toezichtlocatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de beroepen van eiseres, een Turkse asielzoekster, tegen besluiten van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) en de minister van Asiel en Migratie. Eiseres is op 5 september 2024 geplaatst in een Handhavings- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen, na meerdere incidenten van agressie en geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het COa en de minister voldoende hebben gemotiveerd waarom deze maatregel noodzakelijk was, gezien de ernst van de gedragingen van eiseres en de impact daarvan op de veiligheid binnen de opvanglocatie. Eiseres heeft aangevoerd dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar psychische gesteldheid en dat er lichtere maatregelen overwogen hadden moeten worden. De rechtbank oordeelt echter dat het COa adequaat heeft gehandeld en dat de maatregel van plaatsing in de HTL gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 24 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.37352 en AWB24/15020

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam], eiseres,

geboren op [geboortedatum],
van Turkse nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer],
(gemachtigde: mr. M. Pater),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), het COa,

alsmede
de minister van Asiel en Migratie, de minister. [1]
(gemachtigde: mr. M. Weerman).

Procesverloop

Bij besluit van 5 september 2024 heeft het COa besloten om eiseres op grond van artikel 10, eerste lid aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 te plaatsen in een Handhavings- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen (hierna: het plaatsingsbesluit).
Bij besluit van 5 september 2024 heeft de minister aan eiseres de maatregel van beperking van de vrijheid opgelegd, zoals bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) (hierna: de vrijheidsbeperkende maatregel).
Eiseres heeft tegen de besluiten beroep ingesteld. Het beroep tegen het plaatsingsbesluit staat geregistreerd onder het zaaknummer AWB 24/15020. Het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel staat geregistreerd onder het zaaknummer NL24.37352.
Het COa heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen op 18 oktober 2024 gevoegd op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. De minister en het COa hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. In het plaatsingsbesluit heeft het COa besloten om eiseres met ingang van 5 september 2024 in de HTL te Hoogeveen te plaatsen. Door het COa is geconstateerd, dat eiseres zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die zijn te kwalificeren als gedragingen met een zeer grote impact.
1.1.
Eiseres verblijft sinds 5 februari 2024 in de opvang van het COa en is sindsdien meerdere malen negatief in beeld geweest. Er zijn meerdere incidenten geregistreerd waaronder agressie en geweld tegen personen non-verbaal, driemaal agressie en geweld tegen personen verbaal, éénmaal agressie en geweld tegen personen fysiek en een zelfdestructieve actie. Het COa heeft in het licht van deze gebeurtenissen, onder andere, een correctiegesprek met eiseres gevoerd, een waarschuwingsbrief aan eiseres gegeven, een ROV4-maatregel opgelegd en meerdere gesprekken gevoerd met eiseres. Deze gebeurtenissen worden door eiseres niet bestreden.
1.2.
Op 2 september 2024 heeft er een incident plaatsgevonden, waarbij eiseres zich fysiek agressief heeft gedragen richting een medebewoner en COa-medewerkers. Eiseres was onder de invloed van alcohol, dreigde zichzelf te verwonden door uit het raam te springen en heeft een beveiligingsmedewerker van het COa tot bloedens toe in zijn arm gebeten. Eiseres heeft haar kamergenoot verwond aan haar voet en deze moest hiervoor voor behandeling naar het ziekenhuis. De beveiligingsmedewerker heeft een tetanus- en hepatitis B injectie moeten nemen en heeft daarbij ook een antibioticakuur moeten ondergaan. Dit incident wordt door het COa aangemerkt als een incident met zeer grote impact. Omdat eiseres blijft volharden in onacceptabel en agressief gedrag en om de veiligheid op de reguliere locatie te waarborgen heeft het COa besloten om eiseres in de HTL op te nemen.
2. Middels de vrijheidsbeperkende maatregel heeft de minister een maatregel als bedoeld in artikel 56 van de Vw 2000 aan eiseres opgelegd en haar verplicht om zich met ingang van 5 september 2024 in een deel van de gemeente Hoogeveen, te weten binnen de op de bijgevoegde plattegrond aangegeven gebieden, op te houden. De minister heeft overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert en heeft ter motivering van dit besluit verwezen naar het plaatsingsbesluit, waarin de incidenten die zich hebben voorgedaan zijn toegelicht. De minister is niet gebleken van omstandigheden om af te zien van het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel.
Het GZA-akkoord
3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het GZA-akkoord ontbreekt in het dossier en dat het COa nader onderzoek had moeten doen naar de psychische gesteldheid van eiseres. Eiseres verwijst daarbij naar een uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 27 december 2013. [2]
3.1.
De rechtbank stelt vast dat er wel degelijk een GZA-akkoord in het dossier zit en dat daarmee – nu eiseres de gestelde psychische aandoening geenszins heeft onderbouwd – voldoende rekening is gehouden met de medische gesteldheid van eiseres.
Lichter middel
4. Voorts betoogt eiseres, dat het COa onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er in het onderhavige geval niet is gekozen voor een lichter middel. De standaard overweging dat ‘de in dit gesprek door u gegeven zienswijze naar aanleiding van het voornemen u een maatregel op te leggen, […] het COa geen aanleiding [geeft] tot het innemen van een ander standpunt’ is onvoldoende. Eiseres verwijst daarbij naar een uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats. [3] Het COa heeft volgens eiseres onvoldoende gekeken naar haar persoonlijke omstandigheden terwijl erkend wordt dat eiseres psychische problemen heeft.
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat maatregel uitgebreid en afdoende is gemotiveerd. Duidelijk beschreven is wat er heeft plaatsgevonden en welke impact dit heeft gehad binnen het azc. Het COa heeft terecht overwogen, dat reeds eerder incidenten hebben plaatsgevonden waarbij is gekozen voor lichtere maatregelen, maar klaarblijkelijk zonder succes. Het COa heeft ook overtuigend gesteld dat de veiligheid en leefbaarheid op het azc als gevolg van het gedrag van eiseres dusdanig in geding zijn gekomen dat HTL-plaatsing de enige gepaste maatregel is. Dit, om zowel de rust op het azc terug te laten keren als om eiseres een gepaste omgeving te bieden waar zij de juiste begeleiding krijgt en aan haar gedrag kan werken.
4.2.
Het COa heeft daarbij voldoende gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van eiseres. Voorafgaand aan de HTL-plaatsing is overlegd met het GZA en, bij gebrek aan onderbouwing van de psychische problemen, moet dit voldoende worden geacht.
Onbevoegd geweld en schending van artikel 8 EVRM.
5. Eiseres stelt zich voorts op het niet onderbouwde standpunt – de verwijzing naar een artikel is in dit kader onvoldoende - dat er binnen de HTL onbevoegd geweld wordt toegepast en dat daarom de HTL-plaatsing onrechtmatig is. Daarnaast stelt eiseres dat haar recht op privéleven in de zin van artikel 8 EVRM wordt geschonden, gezien de verregaande mate van inbreuk op haar vrijheid en privacy, waaronder het voortdurend cameratoezicht, een streng dagprogramma, ernstige mate van beperking van de fysieke vrijheid, verplichte gesprekken, het niet (onbeperkt) mogen ontvangen van bezoek en een meldplicht van twee keer per dag.
5.1.
De rechtbank stelt vast dat in het geval van eiseres gesteld noch gebleken is dat er bij haar binnenkomst dwangmiddelen zijn toegepast door COa-medewerkers of boa’s. De rechtbank ziet zich derhalve niet genoodzaakt een oordeel te vellen over de mogelijke toepassing van dwangmiddelen door boa’s bij binnenkomst in de HTL en ziet hierin ook geen reden om de plaatsing in de HTL in het geval van eiseres onrechtmatig te achten.
5.2.
Voorts overweegt de rechtbank dat zij reeds eerder geoordeeld heeft [4] dat op basis van het Inspectierapport van 12 oktober 2022 en de beleidsreactie hierop van 13 oktober 2022, [5] niet kan worden geconcludeerd dat de leefbaarheid en veiligheid in de HTL zodanig is dat de opvang die wordt geboden in strijd is met artikel 3 of artikel 8 van het EVRM. Op 16 februari 2024 heeft deze rechtbank en zittingsplaats in haar uitspraak daaraan toegevoegd geen aanleiding te zien om hier, in het licht van het Inspectierapport van 27 maart 2023 en de hierop volgende beleidsreactie van 5 april 2023, [6] anders over te oordelen. Alhoewel het mogelijk is dat plaatsing in specifieke gevallen onrechtmatig kan zijn, is dat in het onderhavige geval en bij gebrek aan onderbouwing zeker niet het geval. De rechtbank weegt daarbij ook nadrukkelijk de jurisprudentie [7] van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State mee. In de verwijzing naar een andersluidende uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, [8] ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel.
Conclusie
6. De beroepen zijn ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier, op 24 oktober 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen het plaatsingsbesluit, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking. Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel, staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Dan wel diens ambtsvoorganger, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
2.Rechtbank Den Haag, 27 december 2013, ECLI:NL:RBDHA:2023:20662.
3.Rechtbank Den Haag, 16 mei 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:7426.
4.Rechtbank Den Haag, 3 februari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:1079.
5.De brief van de staatssecretaris betreffende de beleidsreactie op het onderzoek van de Inspectie Justitie en Veiligheid naar de leefomstandigheden en de veiligheid op de HTL van 13 oktober 2022.
6.De brief van de staatssecretaris betreffende de beleidsreactie op het onderzoek van de Inspectie Justitie en Veiligheid naar de leefomstandigheden en de veiligheid op de HTL van 5 april 2023.
7.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 11 september 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3564,
8.Rechtbank Den Haag, 19 april 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:5603.