In deze zaak heeft eiser, een Egyptische nationaliteit houder, op 22 juli 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 29 november 2022 de eiser in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op de asielaanvraag. Eiser heeft op 7 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn om op de aanvraag van eiser te beslissen is verstreken op 20 oktober 2023. Eiser heeft de staatssecretaris rechtsgeldig in gebreke gesteld en sindsdien zijn er meer dan twee weken verstreken. Het beroep is kennelijk gegrond. De rechtbank legt een rechterlijke dwangsom op en bepaalt dat de staatssecretaris binnen zestien weken na de bekendmaking van deze uitspraak een besluit op de aanvraag moet bekendmaken. Tevens moet de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50.