In deze zaak heeft eiseres, geboren in 1972 en van Iraanse nationaliteit, op 28 juni 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 6 oktober 2022 een ingebrekestelling ontvangen van eiseres wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Eiseres heeft op 6 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De wettelijke beslistermijn voor de staatssecretaris om te beslissen op de aanvraag van eiseres is verstreken op 5 oktober 2023. Eiseres heeft rechtsgeldig de staatssecretaris in gebreke gesteld en meer dan twee weken zijn verstreken sinds deze ingebrekestelling. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank legt een rechterlijke dwangsom op en bepaalt dat de staatssecretaris binnen zestien weken na de uitspraak een besluit moet nemen op de aanvraag van eiseres. Tevens moet de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.