ECLI:NL:RBDHA:2024:18315

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 november 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
NL24.9046
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag met prematuur ingediende ingebrekestelling

Op 7 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een verzet tegen een eerdere uitspraak van 19 augustus 2024. In de aangevallen uitspraak werd het beroep van de opposant tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling prematuur was ingediend, omdat de wettelijke beslistermijn van zes maanden nog niet was verstreken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn begon op 23 januari 2023, toen het overnameverzoek door de Franse autoriteiten werd afgewezen. De beslistermijn eindigde op 24 april 2024, na een verlenging op basis van WBV 2022/22. De opposant had aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat zijn asielaanvraag onder WBV 2023/3 viel en dat de wettelijke verlengingsgronden niet in acht waren genomen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen redelijke twijfel bestond over het oordeel in de aangevallen uitspraak en dat het verzet ongegrond was. De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand bleef. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL24.9046 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[opposant], opposant [1]
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk).

Inleiding

Bij uitspraak van 19 augustus 2024 [2] (de aangevallen uitspraak) heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:54 van de Awb [3] beslist op het beroep van opposant tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet gedaan.
Opposant heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:55, vierde lid, van de Awb.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van opposant niet-ontvankelijk verklaard. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat de ingebrekestelling prematuur is ingediend.
2. Artikel 8:54 van de Awb biedt de mogelijkheid tot vereenvoudigde afdoening als het eindoordeel in de zaak buiten redelijke twijfel staat. In verzet beoordeelt de rechtbank alleen of er redelijke twijfel mogelijk was over het oordeel in de aangevallen uitspraak. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank pas toe als het verzet gegrond is.
3. Opposant voert aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zijn asielaanvraag onder het toepassingsbereik van WBV 2023/3 [4] valt en dat bij dit oordeel de wettelijke verlengingsgronden uit artikel 42, vierde lid, van de Vw niet in acht zijn genomen. De verlening met negen maanden, volgend uit WBV 2023/3, is onrechtmatig omdat verweerder zich niet kan beroepen op artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. In dit kader verwijst opposant naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 20 maart 2024 [5] waarin is geoordeeld dat de beslistermijn in asielzaken niet rechtsgeldig kan worden verlengd op basis van WBV 2023/3 nu geen sprake is van een hoge instroom asielaanvragen. Verder zijn ook de overige verlengingsgronden zoals genoemd in artikel 42, vierde lid, van de Vw niet van toepassing.
4. De wettelijke beslistermijn van zes maanden is begonnen op 23 januari 2023, omdat op die datum het overnameverzoek is afgewezen door de Franse autoriteiten. De beslistermijn zou voor opposant daarom op 23 juli 2023 eindigen. Verweerder heeft met de inwerkingtreding van WBV 2022/22 [6] , en niet van WBV 2023/3 zoals opposant aanvoert, de beslistermijn verlengd met negen maanden. De beslistermijn is daardoor voor opposant op 24 april 2024 geëindigd. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraken van 21 maart 2023 [7] geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig is. De rechtbank ziet geen reden om in deze zaak van dit oordeel af te wijken. Dat betekent dat op het moment van de ingebrekestelling de beslistermijn nog niet was verstreken, waardoor de ingebrekestelling van 19 februari 2024 te vroeg is ingediend. Daarmee is bij het instellen van het beroep niet tijdig nemen van een besluit niet voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag van opposant is dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. Over dat oordeel is geen redelijke twijfel mogelijk.
5. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de aangevallen uitspraak in stand blijft. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 7 november 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met opposant wordt bedoeld de indiener van het verzetschrift.
3.Algemene wet bestuursrecht.
4.Besluit van 26 januari 2023, nummer WBV 2023/3, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2023 nr. 3235.
6.Besluit van 21 september 2022, nummer WBV 2022/22, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2022 nr. 25775; in werking getreden op 27 september 2022.