ECLI:NL:RBDHA:2024:18691
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Ketelaars - Mast
- Rechtspraak.nl
Ongegrond beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 november 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Gambiaanse eiser. De minister van Asiel en Migratie had op 8 juli 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het beroep op 8 november 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren in het detentiecentrum Rotterdam, en de minister vertegenwoordigd was door haar gemachtigde.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring rechtmatig is, omdat er zicht op uitzetting naar Gambia bestaat. Eiser heeft niet voldoende medewerking verleend aan zijn uitzetting, wat bijdraagt aan de rechtmatigheid van de maatregel. De rechtbank heeft eerder al geoordeeld dat de minister voldoende voortvarend heeft gehandeld en dat er geen aanleiding is om te concluderen dat de maatregel niet langer kan voortduren. Eiser heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die de onrechtmatigheid van de maatregel onderbouwen, en de rechtbank wijst het beroep en het verzoek om schadevergoeding af.
De rechtbank concludeert dat de minister de belangen van eiser voldoende heeft afgewogen en dat de maatregel proportioneel is. De rechtbank heeft geen inbreuk op artikel 5 en 8 van het EVRM kunnen vaststellen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.