ECLI:NL:RBDHA:2024:20147
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om verlening van machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres op 15 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De rechtbank had eerder op 5 juni 2024 het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres heeft op 21 juni 2024 opnieuw beroep ingesteld, omdat verweerder niet tijdig een besluit had genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep tijdig is ingediend en kennelijk gegrond is. Verweerder, de minister van Asiel en Migratie, heeft verzocht om de behandeling van het beroep aan te houden tot de aanvraag in behandeling kan worden genomen, maar de rechtbank wijst dit verzoek af. De rechtbank legt verweerder een termijn van twee weken op om een besluit bekend te maken, met de mogelijkheid om deze termijn te verlengen in bijzondere gevallen. De rechtbank stelt dat bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning sprake is van een bijzonder geval, wat aanleiding geeft om een langere beslistermijn op te leggen. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen acht weken na verzending van de uitspraak moet beslissen, met een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 7.500. Daarnaast wordt verweerder veroordeeld tot betaling van verbeurde bestuurlijke dwangsommen van € 1.442 en proceskosten van € 437,50 aan eiseres, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 187.