ECLI:NL:RBDHA:2024:20151
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H. Hanssen - Telman
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verlenging van de overdrachtstermijn op basis van onderduiken in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de Minister van Asiel en Migratie beoordeeld. Het betreft de verlenging van de overdrachtstermijn op grond van de Dublinverordening, omdat eiser onderduikt. Eiser had op 25 juli 2023 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd op 7 mei 2024 buiten behandeling gesteld, omdat Zwitserland verantwoordelijk was voor de behandeling. Later, op 25 juli 2024, besloot de minister dat eiser aan Duitsland zou worden overgedragen. Eiser heeft zich echter niet aan de meldplicht gehouden en is op 24 september 2024 met onbekende bestemming vertrokken.
De rechtbank heeft op 28 november 2024 de zaak behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren afwezig. De rechtbank oordeelt dat de minister de verlenging van de overdrachtstermijn niet voldoende heeft gemotiveerd, maar dat de minister ter zitting de motivering heeft hersteld. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 875,-. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de minister om de redenen voor onderduiken duidelijk te onderbouwen, en dat het aan de vreemdeling is om aan te tonen dat hij niet de bedoeling had om de overdracht te voorkomen.