Op 1 februari 2024 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag van 21 januari 2022. De rechtbank, zittende in Middelburg, doet uitspraak buiten zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld moet worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiser had zijn aanvraag ingediend, maar verweerder, de minister van Asiel en Migratie, had deze niet in behandeling genomen omdat Denemarken verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Dit besluit werd echter door de rechtbank vernietigd, waardoor het voor verweerder duidelijk was dat hij verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag.
De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn voor de asielaanvraag op 22 november 2023 is aangevangen en dat deze op 22 mei 2024 zou eindigen. Echter, door een wijziging in de wetgeving is deze termijn verlengd tot 22 februari 2025. De rechtbank oordeelt dat de maximale termijn van 21 maanden na indiening van de asielaanvraag niet mag worden overschreden, wat betekent dat de beslistermijn op 21 oktober 2023 was verstreken. Hierdoor is het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit gegrond verklaard.
De rechtbank draagt verweerder op om binnen twee weken na de uitspraak een besluit te nemen en legt een dwangsom op van € 100 per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 15.000. Tevens veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50. Deze uitspraak is gedaan op 10 december 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, en is openbaar gemaakt.