ECLI:NL:RBDHA:2024:21748

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
23/8051
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor woonlasten op grond van de Participatiewet

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 december 2024, zaaknummer SGR 23/8051, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor bijzondere bijstand voor woonlasten (woonkostentoeslag) beoordeeld. Eiseres had op 7 juni 2023 een aanvraag ingediend, die door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag op 19 juli 2023 werd afgewezen. De afwijzing werd gehandhaafd na een bezwaarprocedure, waarbij verweerder concludeerde dat eiseres voldoende inkomen had om haar woonlasten zelf te betalen. Eiseres ontving een netto inkomen van € 2.763,06 per maand, en na aftrek van de bijstandsnorm bleef er een bestedingsruimte van € 411,98 per maand over. Eiseres voerde aan dat haar financiële situatie door haar echtscheiding en de afhankelijkheid van kinderalimentatie problematisch was, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder terecht geen rekening had gehouden met haar schuldenlast en andere kosten. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor bijzondere bijstand. Het beroep werd ongegrond verklaard, en eiseres kreeg geen vergoeding van proceskosten of griffierecht terug.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/8051

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres
(gemachtigde: mr. S. Salhi),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. E.H. Buizert).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor bijzondere bijstand voor haar woonlasten (woonkostentoeslag) op grond van de Participatiewet (Pw).
1.2.
Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 19 juli 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 15 november 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres heeft op 7 juni 2023 een aanvraag gedaan voor bijzondere bijstand voor haar woonlasten (woonkostentoeslag) omdat zij door haar echtscheiding de huur niet kon betalen. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiseres volgens verweerder genoeg inkomsten en voldoende draagkracht van inkomen heeft om deze kosten zelf te betalen.
3. Met het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing gehandhaafd. Het inkomen van eiseres is vastgesteld op totaal € 2.763,06 netto per maand. Verweerder heeft hierbij overwogen dat de woonkostentoeslag een vorm van bijzondere bijstand is waarop aanspraak gemaakt kan worden wanneer de huur boven de huurtoeslaggrens ligt en niet meer kan worden opgebracht vanwege een grote verandering in de leefsituatie, zoals onder meer een echtscheiding. Recht hierop bestaat voor zover iemand niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze naar het oordeel van verweerder niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en/of het inkomen. Omdat eiseres nog geen aanspraak kon maken op kinderalimentatie en het kindgebonden budget, de alleenstaande ouderkop (ALO-kop) en de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) zijn deze toeslagen buiten beschouwing gelaten door verweerder en is uitsluitend uitgegaan van de ontvangen kinderalimentatie van € 568,-. Verweerder beroept zich op vaste rechtspraak dat het hebben van schulden geen bijzondere omstandigheid vormt waarbij de vaststelling van ruimte in het inkomen of de draagkracht rekening mee gehouden kan worden. Ook is er geen ruimte om algemeen gebruikelijke kosten, zoals vervoerskosten, op de ruimte in het inkomen of draagkracht in mindering te brengen. In de Leidraad individuele bijzondere bijstand gemeente Den Haag 2023 (de Leidraad) is bepaald dat het inkomen waarop beslag is gelegd of in het kader van een minnelijke of wettelijke schuldregeling wordt afgelost aan schuldeisers niet meetelt voor de ruimte in het inkomen of draagkracht. Maar van zo’n situatie is bij eiseres geen sprake, stelt verweerder.
3.1.
Tijdens de hoorzitting heeft eiseres verklaard dat haar ex-partner niet de alimentatie betaalt zoals door de rechtbank opgelegd en dat hierover nog een procedure bij de rechtbank loopt. Initieel was er door verweerder uitgegaan van € 568,- per maand aan alimentatie. Dit is bijgesteld door verweerder naar € 450,- per maand, omdat dit het bedrag is wat zij daadwerkelijk ontvangt. Haar totale inkomen is door verweerder daarom vastgesteld op € 2.645,06. Na aftrek van de bijstandsnorm (voor eiseres vastgesteld op
€ 1.516,33) heeft zij volgens verweerder een bestedingsruimte van € 1.128,73 per maand. Na aftrek van de woonkostentoeslag (€ 716,75 per maand) blijft dan nog € 411,98 per maand (€ 4.943,76 per jaar) over. Dit is volgens verweerder voldoende ruimte in het inkomen om de woonlasten zelf te kunnen betalen.
3.2.
Verweerder heeft voorts nog opgemerkt dat uit de stukken die eiseres heeft overlegd blijkt dat er een zestal spaarrekeningen is bij de ING Bank. Tijdens de hoorzitting heeft eiseres hierover verklaard dat zij soms probeert geld te reserveren. Zij heeft toegezegd de rekeningen waarvan het banksaldo nihil is binnen een week te overleggen. Eiseres heeft uiteindelijk niks overlegd aan verweerder. Verweerder meent dat hij niet beschikt over objectief verifieerbare gegevens waarmee de draagkracht in vermogen van eiseres kan worden vastgesteld.
3.3.
In de omstandigheden dat eiseres de zorg heeft over vijf kinderen en is geopereerd aan een goedaardige tumor in haar hoofd, met als risico beschadiging van het zenuwstelsel, ziet verweerder geen aanleiding anders te beslissen. Evenmin in de omstandigheid dat eiseres zegt al enige tijd op zoek naar andere woonruimte, maar dat er is nauwelijks een passend aanbod voor haar gezinssituatie.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag de woonkostentoeslag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. Eiseres stelt dat de aanvraag voor woonkostentoeslag ten onrechte is afgewezen omdat zij onvoldoende financiële middelen heeft om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien. Zij vindt dat de kinderalimentatie en andere fiscale voordelen niet zouden moeten worden meegerekend in de draagkrachtberekening van eiseres. De feitelijke situatie is dat zij minder kinderalimentatie ontvangt van haar ex-partner dan zij zou moeten ontvangen. Zij is hierin geheel afhankelijk van haar ex-partner. Daarnaast is de kinderalimentatie berekend aan de hand van de behoefte van de kinderen. Het doel van kinderalimentatie is dan ook het dekken van een deel van de kosten die de kinderen maandelijks hebben en niet het bekostigen van noodzakelijke bestaanskosten, zoals huurkosten. Door de hoge kosten aan de kinderen houdt eiseres maandelijks onvoldoende geld over. Andersom geldt ook dat bij het vaststellen van de behoefte van het kind overheidsbijdragen buiten beschouwing dienen te blijven, omdat zij van aanvullende aard zijn. Hiervoor verwijst eiseres naar het arrest van de Hoge Raad (HR) van 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3266. Tot slot zijn volgens eiseres ten onrechte niet de noodzakelijke kosten voor een auto en de schuldenlast (er zijn schulden aan de belastingdienst en familieleden) meegenomen bij het bepalen van de draagkracht van eiseres en is ten onrechte de hardheidsclausule niet toegepast door verweerder.
6. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
7. Artikel 35, eerste lid, Pw bepaalt dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van verweerder niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, Pw niet van toepassing zijn.
8. Woonlasten worden gerekend tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Die kosten moeten in beginsel worden betaald uit het inkomen. Voor deze kosten wordt op grond van artikel 35, eerste lid, Pw alleen bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag verleend indien en voor zover de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
9. Voldoende draagkracht is aanwezig als de kosten naar het oordeel van verweerder kunnen worden voldaan uit de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen boven de bijstandsnorm. Verweerder kan bij de draagkrachtvaststelling alleen inkomsten en vermogen in aanmerking nemen die feitelijk kunnen worden aangewend om te voorzien in de kosten waarvoor bijzondere bijstand is gevraagd. Daarnaast kan verweerder bij de vaststelling van de draagkracht geen middelen betrekken die buiten het wettelijk inkomens- en vermogensbegrip als bedoeld in artikel 31 Pw in samenhang met artikel 32 en artikel 34 Pw vallen, behoudens de in het tweede lid van die bepalingen vermelde uitzonderingen. De beoordelingsruimte van verweerder houdt in dat deze binnen dit kader bepaalt welk deel van de middelen bij de vaststelling van de draagkracht in aanmerking wordt genomen. [1] Op dit punt heeft verweerder dus een zekere beoordelingsruimte. [2] Hoe verweerder tot deze beoordeling komt is nader uitgewerkt in de Leidraad, waar in hoofdstuk 5 nader is uitgewerkt hoe de draagkrachtberekening wordt gemaakt.
10. Voor de vaststelling van de hoogte van het inkomen worden alle inkomsten waar men redelijkerwijs over kan beschikken inclusief vakantietoeslag volledig meegenomen. Dit inkomen wordt vergeleken met de voor de aanvrager geldende bijstandsnorm inclusief de van toepassing zijnde kortingen en verlagingen en vakantiegeld. In artikel 5.1.1. van de Leidraad heeft verweerder opgenomen dat geen rekening wordt gehouden met een hoge huur of andere lasten. De stelling van eiseres dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de noodzakelijke kosten van de auto en de schuldenlast treft dan ook geen doel.
10. De stelling van eiseres dat ten onrechte wel de kinderalimentatie en andere fiscale voordelen zijn meegenomen, ondanks dat deze volgens eiseres van aanvullende aard zijn, volgt de rechtbank niet. Eiseres kan redelijkerwijs beschikken over de kinderalimentatie. De rechtbank volgt verweerder dat de kinderalimentatie niet is uitgezonderd van het inkomensbegrip als bedoeld in artikel 32, eerste lid, onder a Pw. [3] Bovendien heeft verweerder rekening gehouden met de feitelijk lagere kinderalimentatie die eiseres ontvangt. Eiseres heeft verder ten aanzien van de andere fiscale voordelen geen nadere onderbouwing gegeven. Verweerder heeft de ALO-kop, kindgebonden budget en de IACK niet meegenomen in de vaststelling van het inkomen van eiseres, omdat zij deze nog niet ontving.
12. Verweerder heeft in de Leidraad opgenomen dat als er beslag is gelegd op het inkomen, of als er sprake is van een minnelijke of wettelijke schuldregeling, er geen draagkracht in het inkomen is. [4] Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat hier sprake van is. Tijdens de hoorzitting heeft zij verklaard dat hangende haar echtscheidingsprocedure uitstel van betaling is verleend door de schuldeisers. Er is geen sprake van aflossingen of beslagleggingen tot de echtscheidingsprocedure definitief is afgerond. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat verweerder ten onrechte geen rekening heeft gehouden met haar schuldenlast in de draagkrachtberekening.
13. Bovendien heeft eiseres verweerder geen inzicht gegeven in haar vermogen door geen bankafschriften te overleggen met betrekking tot de zes spaarrekeningen bij de ING-bank, terwijl verweerder hier wel om heeft gevraagd. Onduidelijk blijft daarom hoeveel vermogen eiseres heeft, terwijl met dit vermogen wel rekening wordt gehouden bij het vaststellen van het recht.
13. Het eerste lid van artikel 16 Pw biedt de mogelijkheid om, gelet op alle omstandigheden en vanwege zeer dringende redenen, toch bijstand toe te kennen. Er is echter niet gebleken van dergelijke dringende redenen die verweerder tot een andersluidend oordeel hadden moeten brengen. De aanvraag is dan ook terecht afgewezen.
15. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, rechter, in aanwezigheid van mr. E.P.A. Stok, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 1 november 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2336.
2.Zie de uitspraak van de CRvB van 19 januari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:110.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 25 juli 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2626.
4.Leidraad Individuele Bijzondere Bijstand, hoofdstuk 5.1.1.