In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 23 februari 2024, wordt het beroep van eiser beoordeeld tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser stelt dat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist op zijn asielaanvraag, ingediend op 19 augustus 2021. De rechtbank heeft geen zitting nodig geacht en het onderzoek gesloten. De rechtbank legt uit dat als een bestuursorgaan niet op tijd beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen. Na twee weken zonder besluit kan beroep worden ingesteld. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken die de staatssecretaris verplichten om een rechterlijke dwangsom op te leggen bij te late beslissingen op asielaanvragen.
De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser ontvankelijk en gegrond is, omdat de staatssecretaris de beslistermijn heeft overschreden. De rechtbank legt de staatssecretaris een beslistermijn van acht weken op om alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Eiser krijgt ook een proceskostenvergoeding van € 437,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen in hoger beroep gaan tegen deze beslissing.