ECLI:NL:RBDHA:2024:22950

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
AWB 24/10051
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijf bij familie van een Tunesische alleenstaande vrouw zonder MVV

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 3 december 2024, wordt het beroep van eiseres, een 80-jarige Tunesische vrouw, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning beoordeeld. Eiseres had een aanvraag ingediend om bij haar dochters en kleinkinderen in Nederland te verblijven, maar haar aanvraag werd afgewezen omdat zij niet beschikte over een machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) en niet in aanmerking kwam voor vrijstelling van dit vereiste. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en haar familie, wat vereist is om een beroep te doen op artikel 8 van het EVRM. De rechtbank stelt vast dat de medische situatie van eiseres niet voldoende is onderbouwd om een uitzondering te maken op het MVV-vereiste. Eiseres had niet alle benodigde medische documenten ingediend, waardoor verweerder niet in staat was om een BMA-advies op te vragen. De rechtbank concludeert dat verweerder alle relevante feiten en omstandigheden heeft betrokken in zijn beoordeling en dat de belangenafweging in het nadeel van eiseres is uitgevallen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiseres geen griffierecht terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/10051

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 december 2024 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: A. Ben-Larbi Zorgui),
en
de minister van Asiel en Migratie,
voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. Ch.R. Vink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 3 augustus 2023 niet in behandeling genomen. Met het bestreden besluit van 26 maart 2024 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder de aanvraag afgewezen.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 13 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de dochter van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1944 en heeft de Tunesische nationaliteit. Eiseres heeft een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd aangevraagd met als verblijfsdoel ‘verblijf bij familie- of gezinslid’ om bij haar dochters, mevrouw [naam 1] (referente 1) en mevrouw [naam 2] (referente 2), in Nederland te verblijven.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eiseres niet beschikt over een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en omdat zij niet in aanmerking komt voor vrijstelling van dit vereiste. De medische situatie van eiseres geeft geen aanleiding om eiseres vrij te stellen van het mvv-vereiste. Verweerder heeft het BMA [1] niet om advies verzocht over de medische situatie van eiseres, omdat ze haar medisch dossier niet compleet heeft gemaakt. Tussen eiseres en haar dochters is geen sprake van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM [2] , omdat niet is gebleken van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. [3] Ook tussen eiseres en haar kleinkinderen is niet gebleken van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Verweerder heeft een belangenafweging in het kader van artikel van het 8 van het EVRM gemaakt en heeft die in het nadeel van eiseres laten uitvallen. Verweerder heeft ook geen aanleiding gezien om toepassing te geven aan de hardheidsclausule en ambtshalve een verblijfsvergunning te verlenen of uitstel van vertrek [4] te verlenen vanwege de gezondheidstoestand van eiseres.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Eiseres is een 80-jarige alleenstaande vrouw en bevindt zich in haar laatste levensfase. Al haar directe familie woont in Nederland. Een verblijf in Nederland is daarom van groot belang voor haar emotionele en mentale welzijn. Verder heeft eiseres een slechte gezondheid en ontvangt ze hiervoor medische zorg in Nederland. Het is voor eiseres wegens haar gezondheid en welzijn niet haalbaar om zonder haar familie of ondersteuning de reis te maken naar Tunesië en daar te verblijven in afwachting van haar mvv-aanvraag. Deze bijzondere humanitaire omstandigheden dienen een rol te spelen bij de beoordeling van haar aanvraag.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hieronder motiveert de rechtbank hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie
6. Ouders en hun meerderjarige kinderen kunnen alleen een beroep doen op artikel 8 van het EVRM als sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Uit vaste rechtspraak van het EHRM volgt dat de vraag of sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid, een vraag is van feitelijke aard en dat de beantwoording daarvan afhankelijk is van de vraag of er sprake is van een afhankelijkheid tussen volwassen familieleden, die uitstijgt boven het gebruikelijke. [5] Bij de beoordeling van de vraag of er bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan, dient verweerder alle individuele omstandigheden van het geval te betrekken. Zo kan van belang zijn de mate van financiële afhankelijkheid, de mate van emotionele afhankelijkheid, de medische omstandigheden, de banden met het land van herkomst en of de gezinsleden in het land van herkomst behoorden tot hetzelfde gezin en hebben samengewoond. Het is aan de betrokken vreemdeling om te stellen, en zoveel mogelijk te onderbouwen, uit welke feiten en omstandigheden de bijkomende elementen van afhankelijkheid zouden kunnen blijken. Het is vervolgens aan verweerder om te beoordelen of er daadwerkelijk bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan. Deze beoordeling is van feitelijke aard. De bestuursrechter moet het onderzoek van verweerder naar de relevante feiten en omstandigheden en de door verweerder gegeven motivering voor het antwoord op de vraag of er familieleven bestaat in de zin van artikel 8 van het EVRM, als dit wordt betwist, volledig toetsen. Bij de weging van de elementen heeft verweerder beoordelingsruimte. De uitkomst van de beoordeling of er bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan, toetst de bestuursrechter daarom enigszins terughoudend. [6]
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen eiseres en referenten. Verweerder heeft bij dat oordeel alle relevante feiten en omstandigheden betrokken, waaronder de lange periode dat eiseres en referenten gescheiden van elkaar hebben gewoond, de financiële ondersteuning die referenten op afstand kunnen blijven geven en de medische situatie van eiseres.
6.2.
Ten aanzien van de medische situatie overweegt de rechtbank als volgt. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres zich op het standpunt gesteld dat de medische situatie van eiseres tijdens de hoorzitting in bezwaar met stukken zijn onderbouwd en verweerder deze stukken ten onrechte niet heeft meegewogen. De rechtbank stelt vast dat op dit moment uit het dossier blijkt dat eiseres een kort overzicht van de huisarts en een aantal stukken van de apotheek heeft overgelegd, waaruit blijkt dat eiseres een hoge bloeddruk en hartklachten heeft en hiervoor medicatie krijgt. Tijdens de hoorzitting in bezwaar heeft verweerder aangegeven dat eiseres geen medische informatie van haar arts heeft overgelegd om haar medisch dossier compleet te maken zodat verweerder een BMA-advies kan opvragen. Daarom hebben verweerder en de gemachtigde van eiseres een termijn afgesproken om de ontbrekende stukken aan te leveren. Uit mailwisseling van na de hoorzitting blijkt dat de gemachtigde van eiseres uitstel heeft gevraagd om deze stukken in te dienen en verweerder uitstel heeft verleend. Hieruit blijkt niet dat eiseres alle stukken om haar medische situatie te onderbouwen tijdens de hoorzitting in bezwaar al heeft overgelegd. In beroep heeft eiseres de stukken nog steeds niet ingediend. Verweerder heeft daarom op basis van de beschikbare stukken kunnen afzien van het opvragen van een BMA-advies en geen doorslaggevend belang hoeven hechten aan de medische situatie van eiseres.
Belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM
7. Uit recente uitspraken van de hoogste bestuursrechter [7] volgt dat verweerder mag volstaan met de vaststelling dat er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid of hechte persoonlijke banden tussen een vreemdeling en referent bestaan, als verweerder daarbij alle relevante individuele aspecten heeft betrokken. Verweerder hoeft in dat geval niet de belangen van de Nederlandse Staat af te wegen tegen de belangen van de betrokken vreemdeling. Gelet op wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen heeft verweerder alle relevante individuele aspecten betrokken en daaruit kunnen concluderen dat er geen sprake is van familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Hoewel verweerder wel een belangenafweging heeft gedaan, zal de rechtbank hier daarom niet op ingaan.
Hardheidsclausule
8. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder eiseres niet heeft hoeven vrijstellen van het mvv-vereiste op grond van de hardheidsclausule, omdat er in haar geval geen sprake is van voldoende bijzondere omstandigheden. Eiseres heeft in dit kader een beroep gedaan op de zorg die zij ontvangt van referenten en de onmogelijkheid om zonder haar familie of ondersteuning terug te reizen naar Tunesië wegens haar gezondheid.
8.1.
Met het ontbreken van een onderbouwing van de gestelde schrijnende medische situatie is de rechtbank van oordeel dat verweerder het standpunt heeft mogen innemen dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden zijn die leiden tot de conclusie dat het tegenwerpen van het mvv-vereiste onevenredig zou zijn, ook niet in combinatie met de veronderstelling dat eiseres voldoet aan alle voorwaarden voor verblijf. [8] Verweerder heeft erop kunnen wijzen dat niet is onderbouwd wat de vereiste zorg voor eiseres is en niet is aangetoond dat dat deze zorg niet (tijdelijk) overgenomen kan worden door familie in Tunesië voor de duur van de mvv aanvraag. De rechtbank acht het voorstelbaar dat eiseres graag bij haar dochters wil zijn, naarmate zij ouder en hulpbehoevender wordt, echter dit niet een bijzondere omstandigheid die noopt tot vrijstelling van het mvv vereiste
8.2.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder mogen concluderen dat, ook met de fictie dat aan de materiële verblijfsvoorwaarden wordt voldaan, er onvoldoende gebleken is van bijzondere omstandigheden die leiden tot vrijstelling van het mvv-vereiste. Daarom hoefde verweerder ook niet verder aan de materiële voorwaarden te toetsen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Drageljević, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Bureau Medische Advisering.
2.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
3.Volgens paragraaf B7/3.8.1. van de Vreemdelingencirculaire 2000 neemt verweerder enkel familie- of gezinsleven aan als bedoeld in artikel 8 van het EVRM en op grond van artikel 3.13, tweede lid van het Vreemdelingenbesluit 2000 tussen ouders en hun meerderjarige kinderen als sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (‘more than normal emotional ties’).
4.Op grond van artikel 65 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
5.Zie onder meer uitspraak van het EHRM van 2 september 2022 (
6.Uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2145.
7.Uitspraken van de Afdeling van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1188 en ECLI:NL:RVS:2024:1187.