In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan op 26 november 2024 in het kader van een beroep dat eiser heeft ingediend tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiser had eerder een aanvraag ingediend die niet tijdig door verweerder was behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet binnen de gestelde termijn van zestien weken opnieuw een besluit heeft genomen op de aanvraag van eiser, ondanks dat eiser verweerder op 26 september 2024 in gebreke heeft gesteld. Eiser heeft op 15 oktober 2024 beroep ingesteld, terwijl de rechterlijke dwangsom op dat moment nog niet was verbeurd. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, en heeft verweerder opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de asielaanvraag. Tevens is er een dwangsom van € 200,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 437,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld voor het indienen van het beroepschrift. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht.