Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] (V-nummer: [V-nummer]), eiser
de Minister van Asiel en Migratie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;
3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
3m. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en onmiddellijke overdracht of overdracht op zeer korte termijn noodzakelijk is ten behoeve van het realiseren van de overdracht binnen zes maanden na het akkoord van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
vertrekkenmaar verweerder heeft gemotiveerd dat de oplegging van een lichter middel niet heeft geleid tot
zelfstandige medewerkingaan de overdracht. Het
medewerkenaan een overdracht moet ook blijken uit de verklaringen die iemand voorafgaand aan de oplegging van de maatregel heeft afgelegd. Daarnaast heeft verweerder in de maatregel gemotiveerd dat eiser tweemaal niet is verschenen op vertrekgesprekken zonder dit aan verweerder door te geven. De rechtbank overweegt dat ook deze gedragingen vallen onder het niet meewerken aan de overdracht. Verweerder heeft in de lichter middel-overweging gemotiveerd dat de oplegging van een lichter middel niet heeft geleid tot zelfstandige medewerking en dit is dus ook juist en de rechtbank begrijpt dat daarom geen lichter middel is opgelegd maar besloten is om enkele dagen voor de geplande overdracht eiser in bewaring te stellen. De rechtbank betrekt hierbij dat in het bewaringsgehoor is doorgevraagd over eisers gezondheidsproblemen en de familie in Nederland. Hoewel dit niet uitdrukkelijk is benoemd is duidelijk dat verweerder dit geen omstandigheden acht die zouden moeten leiden tot het afzien van de maatregel. De rechtbank acht in dit kader tot slot van belang dat de overdracht reeds was gepland op het moment dat eiser in bewaring werd gesteld waardoor de bewaring niet onnodig lang heeft geduurd. De rechtbank acht dit zorgvuldig.
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
mr.M.M.M.F. Roijen, griffier.