ECLI:NL:RBDHA:2024:23387

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
NL24.10242
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvragen machtiging tot voorlopig verblijf voor gezinsleden van asielzoeker

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseressen tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) bij hun broer en oom, referent. De aanvragen zijn afgewezen door de minister van Asiel en Migratie op 6 mei 2021, en de afwijzing is gehandhaafd in een bestreden besluit van 12 februari 2024. Eiseres 1, geboren in 2004, is de moeder van eiseres 2, geboren in 2020, en beiden hebben de Sierra Leoonse nationaliteit. De rechtbank heeft op 26 augustus 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van eiseressen en de minister aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de minister de aanvragen voor een mvv heeft mogen afwijzen. Eiseressen voeren aan dat de belangenafweging ten onrechte in het nadeel van hen uitvalt en onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank stelt vast dat er hechte persoonlijke banden zijn tussen eiseres 1 en referent, maar niet tussen eiseres 2 en referent. De minister heeft de afwijzing van de aanvragen gemotiveerd en de rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de weigering om aan eiseres 1 een mvv te verlenen niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseressen geen mvv krijgen en geen vergoeding van proceskosten ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.10242

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres 1] , V-nummer: [nummer] , eiseres 1, en

[eiseres 2], V-nummer: [nummer] , eiseres 2
hierna samen: eiseressen
(gemachtigde: mr. M.M.J. van Zantvoort),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. K. Kanters).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseressen tegen de afwijzing van de aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) bij [naam] (referent) ten behoeve van eiseressen voor het doel ‘Verblijf als familie- of gezinslid’.
1.1.
De minister heeft deze aanvragen met het besluit van 6 mei 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 12 februari 2024 op het bezwaar van eiseressen is de minister bij de afwijzing van de aanvragen gebleven.
1.2.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 26 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseressen, referent en de gemachtigde van de minister.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres 1 is geboren op [geboortedag] 2004 en is de moeder van eiseres 2, die is geboren op [geboortedag] 2020. Beide eiseressen hebben de Sierra Leoonse nationaliteit. Zij zijn de gestelde zus en het nichtje van referent, die is geboren op [geboortedag] 2002. Aan referent is op 18 november 2020 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend. Referent wil eiseressen laten nareizen. Eiseressen verblijven samen in Sierra Leone.
2.1.
Op 4 december 2020 heeft referent aanvragen ingediend ten behoeve van eiseressen voor een mvv op grond van artikel 8 van het EVRM [1] .
2.2.
In het besluit van 6 mei 2021 heeft de minister de aanvragen afgewezen, omdat de familierechtelijke relatie tussen eiseressen en referent niet kan worden aangenomen. Ook als die familierechtelijke relatie zou worden aangenomen, zou dit volgens de minister niet leiden tot inwilliging van de aanvragen. Volgens de minister is afwijzing van de aanvragen niet in strijd met artikel 8 van het EVRM.
2.3.
In het bestreden besluit heeft de minister de afwijzing van de aanvragen gehandhaafd en het bezwaar ongegrond verklaard. De minister heeft overwogen dat indien de familierechtelijke relatie tussen eiseressen en referent genoegzaam zou zijn aangetoond, dit niet tot inwilliging van de aanvragen zou leiden. Er wordt daarom geen DNA-onderzoek aangeboden. De minister is bij zijn standpunt gebleven dat de weigering om eiseressen een mvv te verlenen niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Hij legt hieraan ten grondslag dat hoewel tussen eiseres 1 en referent hechte, persoonlijke banden bestaan, de daaropvolgende belangenafweging in het nadeel van eiseres 1 en referent uitvalt. Ten aanzien van eiseres 2 worden geen hechte persoonlijke banden met referent en wordt dus geen familie- of gezinsleven aangenomen. De daaropvolgende belangenafweging valt ook in het nadeel van eiseres 2 en referent uit.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de minister de aanvragen voor eiseressen voor een mvv heeft mogen afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseressen.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. De rechtbank stelt voorop dat het verzoek van eiseressen in het beroepschrift om al hetgeen reeds naar voren is gebracht als herhaald en ingelast te beschouwen en mee te nemen in de afweging – zonder daarbij aan te geven in welk opzicht, in hun visie, de reactie van de minister in het bestreden besluit ontoereikend was – onvoldoende is om te spreken van een beroepsgrond waar de rechtbank op in moet gaan. De rechtbank richt zich op wat eiseressen concreet in beroep hebben aangevoerd. Daarbij merkt de rechtbank op dat eiseressen tijdens de zitting hebben verduidelijkt dat wat is aangevoerd over de familierechtelijke relatie en het overlijden van de moeder van eiseres 1 en referent niet is bedoeld als beroepsgrond waarover de rechtbank een oordeel dient te geven. Hierna zal de rechtbank daarom de beroepsgronden beoordelen die zien op de beoordeling van de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM.
6. Eiseressen voeren aan dat de belangenafweging ten onrechte in het nadeel van referent en eiseressen uitvalt en dat deze onvoldoende is gemotiveerd.
6.1.
De rechtbank stelt allereerst vast dat niet in geschil is dat sprake is van hechte persoonlijke banden tussen eiseres 1 en referent, zodat sprake is van beschermenswaardig familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. De rechtbank stelt verder vast dat het ontbreken van hechte en persoonlijke banden tussen eiseres 2 en referent ook niet in geschil is. Er is daarom tussen hen geen sprake van beschermenswaardig familie- en gezinsleven. Dit betekent dat de minister gelet op rechtspraak [2] van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) geen belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM had hoeven maken voor eiseres 2. De minister heeft de aanvraag om een mvv voor eiseres 2 daarom kunnen afwijzen.
6.2.
De rechtbank zal ten aanzien van eiseres 1, aan de hand van de gronden die eiseressen naar voren hebben gebracht, de door de minister verrichte belangenafweging beoordelen.
6.3.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling [3] volgt dat de minister de belangen moet afwegen en dat er een ‘fair balance’ moet worden gevonden tussen het belang van eiseres 1 en referent aan de ene kant en het belang van de Nederlandse staat aan de andere kant. De rechtbank dient, aan de hand van de gronden die eiseressen naar voren hebben gebracht, te beoordelen of de minister in de belangenafweging alle relevante feiten en omstandigheden kenbaar heeft betrokken. Als dat zo is, dient de rechtbank te beoordelen of de minister niet ten onrechte de afweging tussen enerzijds het belang van eiseres 1 bij de uitoefening van het familie- en gezinsleven met referent in Nederland en anderzijds het algemeen belang van de Nederlandse staat bij het voeren van een restrictief toelatingsbeleid, in het nadeel van eiseres 1 heeft laten uitvallen. In de uitspraak van 26 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:340, heeft de Afdeling verduidelijkt dat de bestuursrechter zonder terughoudendheid moet toetsen of de minister alle feiten en omstandigheden bij zijn belangenafweging heeft betrokken. De uitkomst van de door de minister gemaakte belangenafweging moet de bestuursrechter enigszins terughoudend toetsen.
6.4.
Ter beoordeling van de rechtbank is of de minister een ‘fair balance’ heeft getroffen tussen enerzijds het belang van eiseres 1 om met haar broer herenigd te worden en anderzijds het economisch belang van de Nederlandse staat. De rechtbank is van oordeel dat de minister deze ‘fair balance’ heeft getroffen. In tegenstelling tot wat eiseressen aanvoeren, heeft de minister zwaar gewicht mogen toekennen aan het belang van het voeren van een restrictief toelatingsbeleid. Dat belang is onderdeel van het algemeen belang van de Nederlandse samenleving, in de zin van het economisch welzijn in bredere zin, en ziet dus op meer dan alleen het belang van de Nederlandse economie in de vorm van uitkeringen vanuit de openbare kas. Naast de vraag in hoeverre de komst van de vreemdelingen naar Nederland ten laste van de openbare middelen zal komen, kan dus ook relevant zijn in hoeverre zij in Nederland aanspraak zullen maken op al dan niet schaarse andere onderdelen van de maatschappelijke infrastructuur, zoals woningen of zorg. [4] De minister heeft in het bestreden besluit gemotiveerd dat de Nederlandse wetgever heeft besloten welke gezinsleden onder het nareisbeleid vallen en dat eiseres 1, als zus van referent, daar niet onder valt. Verder heeft de minister gemotiveerd uiteengezet dat referent onvoldoende middelen van bestaan heeft om zichzelf en eiseressen in het onderhoud te kunnen voorzien. Dat referent geen bijstandsuitkering ontvangt en zoveel mogelijk werkt naast zijn studie, maakt niet dat de minister dit niet in het nadeel heeft mogen laten meewegen. Verder is niet aannemelijk gemaakt dat eiseres 1 over voldoende eigen vermogen of inkomen beschikt, waardoor zij een beroep zal doen op de openbare kas. De stelling dat eiseres 1 in Nederland, omdat zij vloeiend Engels spreekt, snel aan het werk zal kunnen en over inkomen zal kunnen beschikken, heeft de minister als onzekere toekomstige gebeurtenis niet in de beoordeling hoeven betrekken. Wel heeft de minister in de beoordeling mogen betrekken dat eiseres 1 voor langere tijd gebruik zal maken van de publieke voorzieningen, waaronder gezondheidszorg en infrastructuur. Daarmee heeft de minister voldoende gemotiveerd waarom het belang van een restrictief toelatingsbeleid alsmede de economische belangen in het nadeel van eiseres 1 en referent moeten worden meegewogen. In het voordeel van eiseressen en referent is meegewogen door de minister dat sprake is van gezinsleven tussen eiseres 1 en referent. De minister heeft aan dit belang een licht gewicht toegekend. Dit is volgens eiseressen ten onrechte gebeurd. De rechtbank overweegt daarover dat de minister kan worden gevolgd in het standpunt dat aan dit gezinsleven minder gewicht moet worden toegekend, gelet op de stappen die eiseres 1 heeft gezet en het eigen gezin van eiseres 1 met haar dochter. De minister heeft daarbij kunnen wijzen op de omstandigheden dat eiseres 1 een vast woonadres heeft waar zij verblijft en dat zij in staat is om – met de hulp van een buurvrouw – te zorgen voor haar dochter en zichzelf. De minister heeft daarbij voldoende oog gehad voor de situatie waarin zij verkeren en hoe zij in deze situatie terecht zijn gekomen. Ook heeft de minister ten nadele kunnen betrekken dat contact op afstand en in Ghana - zoals ook jaarlijks plaatsvindt volgens referent - mogelijk is, dat eiseres 1 sterke banden heeft met het land van herkomst en geen sterke banden heeft met Nederland. De omstandigheid dat sprake is van een objectieve belemmering kan afgezet tegen het economische belang van de Nederlandse staat en het prevaleren van het gezinsleven tussen eiseressen niet tot een positieve verplichting voor de Nederlandse staat leiden.
6.5.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de weigering om aan eiseres 1 een mvv te verlenen niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM. De minister heeft de aanvraag om een mvv voor eiseres 1 daarom ook kunnen afwijzen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseressen geen mvv krijgen om naar Nederland te komen. Eiseressen krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L. Wijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.L. Verbruggen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 17 september 2024
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 27 maart 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:1187) en 29 mei 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:2145).
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2006.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 4 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:876.