In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, op 4 maart 2024, worden de beroepen van eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen beoordeeld. Eisers, bestaande uit een alleenstaande moeder en haar minderjarige kinderen, hebben op 31 januari 2023 aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvragen op 24 maart 2023 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eisers sinds 22 november 2022 internationale bescherming in Bulgarije genieten. De rechtbank heeft de beroepen op 12 februari 2024 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris.
De rechtbank oordeelt dat de beroepen ongegrond zijn. De staatssecretaris heeft terecht de asielaanvragen niet-ontvankelijk verklaard op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat inhoudt dat Bulgarije zijn internationale verplichtingen jegens de eisers zal nakomen. Eisers hebben niet overtuigend aangetoond dat zij in Bulgarije in een situatie van ernstige materiële deprivatie terechtkomen. De rechtbank wijst erop dat statushouders in beginsel dezelfde rechten hebben als staatsburgers en dat de omstandigheden in Bulgarije niet zodanig zijn dat er een reëel risico bestaat op schending van hun mensenrechten.
Daarnaast betogen eisers dat zij bijzonder kwetsbaar zijn, onder andere door medische omstandigheden en de status van alleenstaande ouder. De rechtbank stelt echter vast dat de drempel om als bijzonder kwetsbaar te worden aangemerkt zeer hoog is en dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eisers niet aan deze drempel voldoen. De rechtbank concludeert dat de beroepen ongegrond zijn en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.