ECLI:NL:RBDHA:2024:3737
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure inzake asielaanvraag en niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft eiser op 1 juni 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiser op 27 september 2023. Eiser heeft vervolgens op 13 oktober 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend en beide partijen hebben ervoor gekozen om niet ter zitting te worden gehoord, waardoor de rechtbank het onderzoek ter zitting heeft achterwege gelaten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, zoals voorgeschreven in artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000, is overschreden. Eiser heeft de staatssecretaris rechtsgeldig in gebreke gesteld, en er zijn meer dan twee weken verstreken sinds deze ingebrekestelling. De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiser gegrond is, en vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris. De rechtbank draagt de staatssecretaris op om binnen zes weken na de bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag van eiser bekend te maken.
Daarnaast wordt de staatssecretaris veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 100,- voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De proceskosten van eiser worden vastgesteld op € 437,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, en is openbaar bekendgemaakt.