ECLI:NL:RBDHA:2024:419
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Duitsland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekers, die asiel aanvragen in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de asielaanvragen van verzoekers niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De voorzieningenrechter overweegt dat de asielaanvraag van verzoekers niet in behandeling is genomen omdat een andere lidstaat verantwoordelijk is, zoals bepaald in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De overdrachtstermijn volgens de Dublinverordening is vastgesteld op zes maanden, met een uiterste overdrachtsdatum voor verzoekers van respectievelijk 1 en 4 maart 2023. De rechtbank had eerder de behandeling van de beroepen aangehouden op verzoek van de gemachtigde van verzoekers, die om persoonlijke redenen niet ter zitting kon verschijnen.
De voorzieningenrechter concludeert dat de beroepen mogelijk niet binnen de overdrachtstermijn kunnen worden afgehandeld. Bovendien heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in eerdere uitspraken verduidelijkt dat het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening in eerste aanleg niet automatisch leidt tot opschorting van de overdrachtstermijn. De voorzieningenrechter besluit daarom om de verzoeken om voorlopige voorziening als kennelijk gegrond toe te wijzen, waardoor de overdrachtstermijnen worden gestuit.
De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de voorlopige voorzieningen getroffen, zodat verzoekers niet mogen worden overgedragen aan Duitsland totdat op de beroepen is beslist. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.