In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een lesbische vrouw uit Zuid-Afrika, heeft op 7 juli 2019 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke op 25 mei 2021 door de staatssecretaris als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 29 januari 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres geen bescherming kan krijgen van de Zuid-Afrikaanse autoriteiten, ondanks de geconstateerde corruptie binnen de politie. Eiseres heeft geloofwaardig gemaakt dat zij in Zuid-Afrika is mishandeld en bedreigd door haar neef, en dat zij geen adequate bescherming kan verwachten van de autoriteiten. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet aannemelijk heeft gemaakt dat het inroepen van bescherming voor eiseres niet gevaarlijk of bij voorbaat zinloos is.
Daarnaast oordeelt de rechtbank dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat leidt tot toewijzing van een schadevergoeding van €1.000,- aan eiseres. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor haar proceskosten van €1.750,- toegewezen.