In deze zaak heeft eiseres op 28 juni 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na een lange periode zonder besluit heeft eiseres op 12 december 2023 de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Vervolgens heeft zij op 17 januari 2024 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld moet worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiseres heeft de staatssecretaris rechtsgeldig in gebreke gesteld en de wettelijke beslistermijn is verstreken op 28 september 2023. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is. Gelet op de jurisprudentie zal de rechtbank een rechterlijke dwangsom opleggen en de staatssecretaris verplichten om binnen zestien weken na de uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens moet de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris ook in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50.