ECLI:NL:RBDHA:2024:6941

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
NL24.12033
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard wegens internationale bescherming in Cyprus

Op 23 april 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Syrische eiseres die asiel aanvroeg in Nederland. Eiseres, die sinds 2015 internationale bescherming geniet in Cyprus, heeft op 6 februari 2024 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 19 maart 2024 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres al bescherming heeft in Cyprus. Tijdens de zitting op 16 april 2024 heeft eiseres aangevoerd dat zij niet kan terugkeren naar Cyprus vanwege discriminatie en gebrek aan toegang tot werk en onderwijs. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris terecht het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft toegepast en dat eiseres niet voldoende heeft aangetoond dat Cyprus zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag niet-ontvankelijk heeft kunnen verklaren en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.12033
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres mede namens haar minderjarige dochter (gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M.A. Gündogdu).

Inleiding

Eiseres heeft de Syrische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1994. Uit informatie van de Cypriotische autoriteiten volgt dat eiseres vanaf 3 november 2015 internationale bescherming heeft in Cyprus. Eiseres is op 2 juli 2023 Nederland ingereisd. Eiseres heeft op 6 februari 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 19 maart 2024 deze aanvraag in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
3. De rechtbank heeft het beroep op 16 april 2024 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep1, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, H. Aziz als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiseres niet- ontvankelijk mocht verklaren
.In het vervolg van deze uitspraak legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt. Hierbij bespreekt de rechtbank wat eiseres tegen het bestreden besluit heeft aangevoerd.

Waarom vraagt eiseres in Nederland asiel aan?

5. Eiseres legt aan haar asielaanvraag ten grondslag dat zij niet kan terugkeren naar Cyprus, omdat zij daar gediscrimineerd wordt, geen werk kan vinden, geen toegang heeft tot onderwijs, de huren hoog zijn en zij geen ondersteuning krijgt van de Cypriotische
1. Zaak NL24.12034
autoriteiten. Cyprus komt daarmee zijn verdragsverplichtingen ten opzichte van eiseres niet na.
Waarom wijst de staatssecretaris de asielaanvraag af?
6. De staatssecretaris verklaart de asielaanvraag van eiseres niet-ontvankelijk, omdat eiseres internationale bescherming heeft in Cyprus. De staatssecretaris ziet geen reden om aannemelijk te vinden dat eiseres niet langer internationale bescherming in Cyprus heeft. Eiseres heeft zelf verklaard dat haar vergunning tot oktober/november 2024 geldig is en dat zij deze kan verlengen. Omdat eiseres een status heeft in Cyprus, heeft zij een zodanige band met dat land het voor haar redelijk is om terug te keren. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag de staatssecretaris ervanuit gaan dat Cyprus zijn verdragsverplichtingen ten opzichte van eiseres naleeft. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat Cyprus deze verplichtingen niet nakomt. Eiseres is hier niet in geslaagd. Uit de verklaringen van eiseres volgt niet dat zijn door discriminatie geen werk kan vinden en geen onderwijs kan volgen, maar enkel dat zij dit van anderen heeft gehoord.2 Verder moet eiseres als zij problemen ondervindt zich eerst tot de Cypriotische autoriteiten wenden. Er is onvoldoende gebleken dat eiseres dit heeft gedaan.

Waarom is eiseres het niet eens met het bestreden besluit?

7. Eiseres stelt dat de staatssecretaris ten onrechte haar asielaanvraag niet- ontvankelijk heeft verklaard. Eiseres vindt dat de staatssecretaris voor Cyprus niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan. Uit het AIDA-rapport3 blijkt dat statushouders in Cyprus veel moeilijkheden ervaren op het gebied van werk, studie, medische zorg en woonruimte. Dit heeft eiseres ook meegemaakt. Haar fundamentele rechten worden in Cyprus geschonden. Eiseres wordt gediscrimineerd en kan hierdoor geen werk vinden, terwijl door de hoge huren het nodig is dat zowel eiseres als haar echtgenoot werk heeft. Ook kan eiseres in Cyprus niet studeren en wordt haar de mogelijkheid onthouden om onderwijs te volgen. Tijdens de zitting heeft eiseres er verder op gewezen dat uit het AIDA-rapport volgt dat het moeilijk is voor statushouders om hun vergunning te verlengen, doordat het digitale platform om een afspraak te maken is gekaapt door mensenhandelaren. Eiseres vindt dat de staatssecretaris ten onrechte tegenwerpt dat zij de hulp moet inroepen van de Cypriotische autoriteiten. Die kunnen of willen haar niet voldoende helpen. Verder heeft eiseres de rechtbank verzocht om aanhouding van het beroep, omdat uit een artikel van 14 april 2024 van de Cyprus Mail volgt dat de asielaanvragen van Syriërs niet meer in behandeling worden genomen en de Cypriotische overheid de vergunning intrekt van statushouders die tussentijds door bezet gebied naar Syrië zijn gereisd.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

8. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in wat eiseres aanvoert geen aanleiding hoefde te zien om niet meer uit te gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Cyprus. Daarvoor is het volgende van belang.
9. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag de staatssecretaris ervan uitgaan dat Cyprus zijn verdragsverplichtingen in het algemeen zal nakomen tegenover statushouders. Het ligt op de weg van eiseres om aannemelijk te maken dat Cyprus dit niet
2 Zie p.5 en p.8 van het gehoor.
3 Dit is het AIDA-rapport van 2022 en geüpdatet in april 2023.
doet en dat zij dus een reëel risico loopt op schending van fundamentele rechten bij terugkeer naar Cyprus. Bij de beantwoording van de vraag of eiseres hierin is geslaagd, is het arrest Ibrahim4 van belang. In dit arrest benadrukt het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) dat de drempel voor een beroep op artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – dat gelijkstaat aan artikel 3 van het EVRM – onverminderd hoog blijft. De drempel wordt bereikt wanneer de onverschilligheid van de autoriteiten van de betrokken lidstaat ertoe leidt dat iemand die volledig afhankelijk is van overheidssteun, buiten zijn eigen wil en keuzes om, terechtkomt in een ‘toestand van zeer verregaande materiële deprivatie’, waardoor deze persoon niet kan voorzien in zijn belangrijkste basisbehoeften, zoals wonen, eten en zich wassen, en waardoor zijn lichamelijke of geestelijke gezondheid zou worden geschaad of zijn leefomstandigheden mensonwaardig zouden worden. De lat ligt dus met andere woorden hoog.
10. De rechtbank begrijpt dat de situatie voor eiseres als statushouder in Cyprus niet makkelijk is. Eiseres is er naar het oordeel van de rechtbank echter niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat zij bij terugkeer naar Cyprus door de onverschilligheid van de autoriteiten in een – zoals hiervoor omschreven – toestand van zeer verregaande materiële deprivatie terecht komt. De verwijzing naar het AIDA-rapport is daarvoor onvoldoende. Uit de verklaringen van eiseres volgt dat zij in Cyprus een woning had, dat haar echtgenoot werkte, zij toegang tot medische voorzieningen had en dat haar dochter naar school ging.5 Ook heeft eiseres al meerdere keren haar haar vergunning in Cyprus verlengd en heeft zij verklaard dat het mogelijk is om deze opnieuw te verlengen.6 Dat het eiseres niet is gelukt om werk te vinden, naar de universiteit te gaan en dat zij stelt dat zij niet mocht reizen naar het Turkse deel van Cyprus is onvoldoende voor een ander oordeel. Hetzelfde geldt voor eventuele (toekomstige) problemen bij het verlengen van haar vergunning. Hierbij mocht de staatssecretaris tegenwerpen dat het aan eiseres is om de uit haar status voortvloeiende rechten in Cyprus te effectueren. Dit betekent dat eiseres zich tot Cypriotische autoriteiten moet wenden voor haar gestelde problemen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij dit heeft geprobeerd, waardoor de rechtbank ook niet kan concluderen dat de Cypriotische autoriteiten eiseres niet willen of kunnen beschermen. Hierbij wijst de rechtbank ook op de door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde7 uitspraak van deze rechtbank van 1 maart 2024.8
11. De rechtbank ziet in de verwijzing naar het artikel van de Cyprus Mail van 14 april 2024 geen reden om het beroep aan te houden. Dat de Cypriotische autoriteiten – uitgaande van de juistheid van de inhoud van het artikel – (tijdelijk) de asielaanvragen van Syriërs niet meer in behandeling nemen is niet van toepassing op de situatie van eiseres. Eiseres heeft immers al een internationale beschermingsstatus in Cyprus. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat de Cypriotische autoriteiten de internationale bescherming gaan beëindigen van statushouders die tussendoor via de bezette gebieden naar Syrië zijn teruggekeerd. Eiseres heeft tijdens de zitting bevestigd dat zij niet tussentijds naar Syrië is gereisd. Dat de Cypriotische autoriteiten de categorieën van Syrische statushouders waarvan de internationale bescherming wordt ingetrokken in de toekomst kunnen uitbreiden is een onzekere omstandigheid, waar de rechtbank nu nog niet op vooruit kan lopen.
4 ECLI:EU:C:2019:219
5 Zie p.4, 5, 6, 7 en 8 van het gehoor.
6 Zie p.4 van het gehoor.

Conclusie en gevolgen

12. De staatssecretaris heeft de aanvraag niet-ontvankelijk kunnen verklaren. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G.A. Beijen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
23 april 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.