ECLI:NL:RBDHA:2024:760

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
NL24.121
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en uitzetting van een Marokkaanse vreemdeling met psychische problematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 28 juli 2023 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. De vreemdeling, die psychische problemen heeft, stelde dat hij eerst behandeld moest worden voordat hij kon worden uitgezet. Hij voerde aan dat zijn gezondheid in gevaar zou komen door de uitzetting en dat hij niet meewerkte aan de uitzetting vanwege zijn psychische problemen. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris terecht geen lichter middel had opgelegd, omdat de vreemdeling zijn psychische problematiek niet met medische stukken had onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat er zicht op uitzetting bestond, aangezien de vreemdeling weigerde vingerafdrukken af te geven die noodzakelijk zijn voor de aanvraag van een laissez-passer. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt dat asielgerelateerde gronden niet aan de bewaringsrechter ter toetsing voorliggen en dat de vreemdeling de mogelijkheid heeft om een asielaanvraag in te dienen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.121

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Marokkaanse nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. G.P. Dayala),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Procesverloop

De staatssecretaris heeft op 28 juli 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 19 januari 2024 met behulp van telehoren op zitting behandeld. Eiser is verschenen op het detentiecentrum Rotterdam, bijgestaan door zijn gemachtigde. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 19 oktober 2023 (in de zaak NL23.31461) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 13 oktober 2023.
Standpunten eiser
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij ernstige psychische problemen heeft en eerst behandeld moet worden, voordat hij kan worden uitgezet. Uitzetting zal zijn gezondheid schaden. Ook stelt de gemachtigde van eiser dat eiser niet meewerkt aan uitzetting vanwege zijn psychische problemen. Hij wijst daarbij op een uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats [1] . De bewaring is volgens eiser disproportioneel omdat niet is gezocht naar een lichter middel. De uitzetting is volgens eiser niet humaan omdat eiser in Marokko geen ouders heeft en nergens heen kan. Ook is de uitzetting volgens eiser in strijd met het evenredigheidsbeginsel en is deze niet rechtmatig. Verder is eiser slachtoffer geworden van mensenhandel en is hij in feite gedumpt door een arbeidsexploitant omdat hij geen arbeid kon verrichten omdat hij psychische problemen vertoonde. Eiser wil graag een verblijfsrecht in Nederland, zodat hij een baan kan vinden en zich aan zijn verplichtingen kan houden. Verder stelt eiser dat het zicht op uitzetting ontbreekt en dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend handelt, nu ook geen presentatie is gepland. Tot nu toe is er geen poging daartoe ondernomen en de rechtbank kan daarom de rechtmatigheid van de bewaring niet volledig toetsen.
Beoordeling rechtbank
Lichter middel
4. De rechtbank ziet in hetgeen eiser heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de staatssecretaris een lichter middel had moeten toepassen. De rechtbank wijst op rechtsoverweging 5 van haar uitspraak d.d. 19 oktober 2023 [2] in het vorige beroep van eiser waarin is geoordeeld dat een lichter middel niet effectief zal zijn en dat de voortduring van de bewaring niet onevenredig bezwarend is. De rechtbank stelt vast dat eiser ook in het onderhavige beroep niet met medische stukken zijn gestelde psychische problematiek heeft onderbouwd, niet heeft onderbouwd dat de zorgverlening in detentie niet voldoet, dat eiser de detentie niet op verantwoorde wijze kan ondergaan, of dat zijn gezondheid in detentie is verslechterd. Verder geldt dat, indien eiser een klacht heeft over de medische behandeling die hij ontvangt, dan wel over een gebrek aan medische behandeling, hij zich dient te wenden tot de directeur van het detentiecentrum dan wel beklag kan indienen. De rechtbank gaat er vooralsnog vanuit dat de voor eiser eventueel benodigde zorg door hem kan worden verkregen.
Voortvarendheid
5. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. De staatssecretaris heeft sinds het sluiten van het onderzoek in de vorige procedure op 1 november 2023, op 29 november 2023 en op 22 december 2023 gerappelleerd op de laissez passer (lp)-aanvraag. Verder heeft de staatssecretaris op 2 november 2023, op 29 november 2023, op 22 december 2023, op 5 januari 2024 en op 15 januari 2024 vertrekgesprekken met eiser gevoerd. De rechtbank acht deze gang van zaken voldoende voortvarend.
Zicht op uitzetting
6. Naar het oordeel van de rechtbank bestaan er verder geen aanknopingspunten dat Marokko in het algemeen weigert lp’s te verstrekken, of dat voor eiser in het bijzonder geen lp zal worden afgegeven, waardoor het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn kan worden aangenomen. De rechtbank wijst op rechtsoverweging 4 van haar uitspraak d.d. 19 oktober 2023 in het vorige beroep van eiser, waarin is geoordeeld dat zicht op uitzetting naar Marokko in het algemeen niet ontbreekt. Verder wijst de rechtbank op de Afdelingsuitspraken van 13 januari 2022 [3] en van 2 augustus 2022 [4] waaruit volgt dat van eiser mag worden verwacht dat hij actief en volledig meewerkt aan zijn uitzetting. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat eiser nog altijd weigert mee te werken aan zijn terugkeer, nu eiser niet wil meewerken aan het afstaan van zijn vingerafdrukken. Bovendien zijn eisers vingerafdrukken cruciaal voor het indienen van een lp-aanvraag en vervolgens voor het plannen van een presentatie. De enkele stelling van eiser dat de staatssecretaris geen presentatie heeft ingepland kan de staatssecretaris gelet op het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet worden tegengeworpen. Verder heeft de staatssecretaris toegelicht voornemens te zijn om een verlengingsbesluit te nemen.
7. De rechtbank ziet voorts in de verwijzing van de gemachtigde van eiser naar de uitspraak van 13 december 2023 van deze rechtbank en zittingsplaats [5] geen aanleiding anders te oordelen. Eiser heeft geenszins aannemelijk gemaakt dat de gestelde psychische problematiek de oorzaak is van het niet willen meewerken aan de uitzetting. Zoals overwogen is in rechtsoverweging 4. heeft eiser de gestelde psychische problematiek geheel niet met documenten onderbouwd. Bovendien verblijft eiser, anders dan de vreemdeling in de genoemde zaak, op het moment van het sluiten van het onderzoek nog geen zes maanden in bewaring, zodat op dit punt het belang van de staatssecretaris bij uitzetting nog immer zwaarder weegt dan het belang van eiser om in vrijheid te worden gesteld.
Asielgerelateerde gronden
8. Tot slot leiden de stellingen van eiser dat hij slachtoffer is van mensenhandel, dat hij in Nederland een verblijfsrecht wil, dat hij in Marokko inhumaan wordt behandeld de rechtbank niet tot een ander oordeel, nu deze asielgerelateerde gronden niet aan de bewaringsrechter ter toetsing voorliggen. Eiser kan indien hij dat wenst een asielaanvraag indienen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Uitspraak van 13 december 2023, NL23.37572.
2.NL23.31461.
5.Rechtsoverweging 4.4. in de zaak NL23.37572.